Deze site bevat een selectie van publicaties van Reurt Gisolf,  geordend naar onderwerp. De bruine ballonnen zijn juridische betogen, voor de groenen is geen “mr” vereist. Aan het slot van deze afdeling                Toelichting treft u een c.v. van de schrijver en een lijst met zijn publicaties. Naar gelang van zaken vindt U hier ook nieuwe aanwinsten. Van het laatste werk, de verhalen bundel “Ëen rechter op zee”,                       treft  U hierna de inhoudsopgave en tekst aan. De illustraties daarvan zijn (nog) niet opgenomen.

Het laatste werk, een verhalen bundel: 

                                                                                                         

 EEN RECHTER OP ZEE, verhalen en verhaaltjes van Reurt Gisolf.

 Covertekst.

Mr. Reurt Gisolf is als rechter en rechtbankpresident in  Alkmaar en Amsterdam werkzaam geweest. Veel tijd is besteed aan het familie- en sociale recht en aan kort gedingen. Na zijn pensionering heeft hij zijn ervaringen en bijzondere gebeurtenissen in verhalen en verhaaltjes vast gelegd. Zijn maatschappelijk belangstelling en liefde voor zijn land hebben een grote variëteit aan onderwerpen opgeleverd. Hij is een geboren verteller en staat op de bres in de strijd tegen de onderwereld.

EEN KENNISMAKING.

Ontwaken.

 Studiekeuze.

 OK 31-40.

 De Gravendienst.

 Texel

 Muziek.

 Dans.                                                                                                                            

Voetbal.

Cricket.

Correspondentie schaak.

Bij veertiende herhaling.

Zitting,

Emoties.

                                                                                                                          …………………………..

Ontwaken.

Over de eerste jaren van mijn leven kan ik U niets vertellen. Ik heb er geen herinnering aan. Alles wat ik er over weet heb ik van anderen: hun herinneringen aan mij. Iedere keer ben ik weer geboeid als een baby in een kinderwagen op straat naar mij kijkt. Baby’s staan voor de zware taak om van hun omgeving beelden op te vangen, die te sorteren en er ten slotte iets begrijpelijks van te maken. Hun blik is direct en zonder vooroordelen. Het is een belangrijk tijd waarin onze wereld en persoon vorm krijgt. Ieder van ons is zo begonnen.

Ik vraag mij af hoe dit proces bij mij verlopen is. De eigen herinneringen ontstonden pas toen ik vijf jaar was. Later begreep ik dat dat het einde van de Tweede Wereld Oorlog was. Heftige gebeurtenissen zonder hoe en waarom. Wij gingen van huis zonder mijn jongste broertje, maar met zijn kinderwagen waar koffers in lagen. Ik zat in een trein die zomaar stopte en waar wij onder moesten gaan liggen. Op een druk perron pakte een soldaat een van onze koffers en mijn vader ging hem achterna en trok de koffer uit zijn handen. Er werd gegild. Ik lag op een kamer ziek. Mijn ouders en broer kwamen eens per dag aan het raam om naar mij te wuiven. Ik had een besmettelijke ziekte. Ik lag daar oneindige dagen alleen en leefde slechts  in mijn gedachten wereld. Ik ging naar school en in de klas kwamen soldaten die de kinderen een peer gaven. We werden naar Nederland gebracht in een dichte auto, waar we of en toe uit mochten om een luchtje te scheppen. Dit zijn mijn eigen herinneringen zonder veel samenhang.

Ik had twee werelden: de wereld om mij heen en de wereld in mijzelf. Als ik de greep op de buitenwereld verloor, vluchtte ik in mijn veilige binnenwereld. Later zijn mij ook over deze periode verbanden verteld. Maar de oorlogsjaren waren later voor mijn ouders een taboe onderwerp. Ik bleef met vragen zitten.

Vanaf 1947 leefde het ouderlijk gezin voltallig in Haarlem.  School,  voetbal, spelen met elkaar. Het waren als ik er op terug kijk goede jaren. Maar in een groot goed gezin kan men toch eenzaam zijn. De onrustige jaren daarvoor hadden mij geleerd mijn eigen wereld te onderhouden in mijn hoofd, waar alleen ik zelf toegang had.

Studiekeuze.

Toen het einde van mijn middelbare schooltijd dichterbij kwam, rees de vraag wat nu. In mijn huiselijke kring was het allemaal wiskunde en natuurkunde, wat de klok sloeg. Dat dus in ieder geval niet. Wij zijn niet kerkelijk opgevoed, maar misschien wel daardoor heb ik mij in de puberjaren voor godsdienst geïnteresseerd en bezocht diensten van de in Haarlem zo ruim aanwezige kerkgenootschappen. Ik zou theologie gaan studeren, omdat dat zo interessant leek. Als voorschot hierop kreeg ik met twee klasgenoten wekelijks op school les in Hebreeuws van de bekende historicus Jaap Meijer, die aan onze school les gaf. Ik leerde van hem veel cultuurhistorie, maar weinig Hebreeuws. Vragen van familie, vrienden en kennissen naar mijn toekomst plannen kregen het vaste antwoord, dat ik theologie wilde studeren, een antwoord dat verdere vragen afsneed. Mijn ouders vonden dit goed, hoewel ze achteraf bekeken, toch hun twijfels moeten hebben gehad.

De dag brak aan waarop ik mij aan de Amsterdamse universiteit ging inschrijven. In het inschrijflokaal werd ik door twijfels bevangen. Mijn godsdienst interesse was tanende. De Hebreeuwse les had weinig opgeleverd. Het toekomst perspectief als je geen dominee werd, was niet aanlokkelijk. Maar wat anders als het niet wis- of natuurkunde mocht zijn, waarin ik uitblonk. Ik realiseerde mij dat ik een mooi eindexamen had gedaan in Latijn en Grieks. Ik was daarin zes keer in geëxamineerd: twee keer schriftelijk, vier keer mondeling. De schriftelijke examens leverde weliswaar twee magere zesjes op, maar voor al het mondeling werk, scoorde ik achten. Ik schreef mij in voor de studie Latijn en Grieks. Mijn vader en moeder vonden dit goed. Een leraarschap leek in het verschiet.

De eerste studie jaren verliepen moeizaam. Na het eerste studiejaar waren er nog weinig vorderingen. Anders dan nu was er niemand van hoger hand die zich met je bemoeide. Als eerstejaars student was je een zoekende in de woestijn bij studies waar geen practica of bijeenkomsten aan verbonden waren. Het tweede jaar startte met goede voornemens. Ik deed mee aan de lessen thema maken in het Latijn. Ik werkte mij in het Grieks door de Odyssee van Homerus en bracht veel tijd door op een instituut aan de Amstel om mij voor te bereiden op een tentamen oude kunstgeschiedenis.

Dit alles leverde weinig op. Ik meldde mij bij de hoogleraar Grieks aan huis om geëxamineerd te worden. Daar bracht ik zo weinig van terecht, dat de professor wanhopig riep: “Maar mijnheer Gisolf, hoe hebt U zich eigenlijk voorbereid.”  Toen ik vertelde dat ik aan de hand van een vertaling de hele Odyssee had door gewerkt, viel het doek. De hoogleraar was een zeer beminnelijk mens. Na bekomen te zijn, legde hij mij uit wat de bedoeling van het tentamen was. Dat stond ver verwijderd van de inspanningen die ik mij getroost had.

Het tentamen kunstgeschiedenis, waarvoor ik mij bijna een half jaar had voorbereid werd afgenomen door een vrouwelijke hoogleraar die vele jaren van haar leven had doorgebracht in de opgravingen van de oudheid. Dat was eigenlijk het enige belangrijke wat de wereld haar te bieden had en zij ondervroeg de studenten dan anderhalf uur lang gedetailleerd hier over. Ik werd al na een kwartier weg gestuurd, omdat ik “Corcyra” niet zo snel thuis kon brengen. Later is aan haar het recht tot tentamineren ontnomen. 

Voor mij te laat. Ik stond halverwege mijn derde jaar nog met lege handen. Het enige succesje was dat ik eenmaal voor een wekelijkse Latijnse thema een voldoende had gehaald. Ik begreep dat mijn studie keuze niet gelukkig was geweest. De zesjes voor de schriftelijk examens gaven een beter beeld dan de achten van het mondelinge, waarmee ik nu eenmaal beter uit de voeten kan. Er was nog een probleem. Ik had zes jaar uitstel van de militaire dienstplicht voor een academisch opleiding. Daarvan was al bijna de helft verlopen. De studiekeuze was een misverstand van mij.

Ik ging naar mijn ouders en vroeg om nog een andere  studie te mogen volgen: rechten. Mijn ouders vonden dit goed. Dit keer een schot in de roos. Bij rechten zit weinig uit het hoofd leer werk. Anders dan bij medische problemen is er bij een juridische vraag alle tijd om het op te zoeken. De manier van denken had ik al snel in de gaten. Het studentenleven liet ik achter mij. En zo gebeurde het dat ik twee maanden voor de zes jaren uitstel om waren meester in de rechten was, een maand later met Peta in het huwelijk stapte en op de dag van opkomst de vroegste trein naar Bussum, nam om het vaderland te gaan dienen.

 OK 31-40.

In Amsterdam  zocht ik in mijn studententijd bijverdiensten. Ik meldde mij bij het Binnen Gasthuis om in de twee zomermaanden in de zorg werkzaam te zijn. Ik werd aangenomen. Op de  eerste werkdag begaf ik mij naar de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam en meldde mij voor de zorgtaken die mij wachtten. Ik werd verwezen naar OK 31-40 en vermoedde dat dit de kamers waren voor de chirurgie patiënten. Dat was een misverstand: het waren de operatiekamers zelf. Achteraf bleek dat men dacht dat ik mijn broer Aart was, een medisch student voor wie een stage op de operatiekamers nuttig zou kunnen zijn. Een misverstand.

Ik ging “de omloop” doen  in de operatiekamer. In de tijd dat er op de lagere school nog werd ingeënt, was ik al eens flauw gevallen toen ik de naald in een klasgenoot zag verdwijnen. Wat moest dit worden? Ik hoefde die eerste ochtend alleen maar te wennen. Maar het leek beter aan de slag te gaan. De omloop was al het corveewerk waarvoor je niet gesteriliseerd behoeft te zijn. Het schoonmaken van alles en nog wat, het nikkelen van de instrumenten, de zorg voor alle soorten doeken, boodschappen overbrengen en de koffie. Na de eerste dag was ik al gewend aan al het bloed en opengesneden mensen. Zo kon ik mijn aanstaande Peta, die ook medicijnen studeerde, vragen wat dat rode ding onder in de buik was.

Er stond bijna dagelijks “een maag” op het programma. Maagzweren kwamen veel voor. Een maagzweer werd operatief verwijderd. Honderden.  Later werd duidelijk dat de maagzweer een bacterie is die met medicijnen bestreden kon worden. Zo verdwenen de ”magenzweren” uit het programma van een operatie kamer.

Op een dag was er een vlieg in de OK binnen gedrongen. Een heiligschennis in deze steriele wereld. “Broeder, vang de vlieg”. Ik stond aan de grond genageld, maar werd gered door een zuster uit Suriname: zij klapte in haar handen en de vlieg zat daar tussen. Tot vandaag voel ik nog hoe dankbaar ik haar was.

Tot mijn taken behoorde ook de was: het verzamelen, tellen en in een zak klaar zetten om opgehaald te worden. De retourwas tellen, uitpakken  en opbergen. Dit alles begeleid door het klagen van de cheffin van de linnenkamer dat de mannen die de karren door het ziekenhuis moesten rijden, onvindbaar waren. Als er een van hen kwam opdagen en hierop aangesproken werd, was het standaard antwoord: “Ik was op de WC”. De waszakken zelf moesten ook gewassen worden. Er waren al enige dagen geen schone zakken meer uit de was gekomen, wat lastig werd. Ik schreef daarom in het begeleidende schriftje: “Geen zak komt er uit de was, de OK daarom in zak en as.” Of het geholpen heeft weet ik niet. Het was mijn laatste werkdag.

De Gravendienst.

Na mijn studie wachtte de militaire dienst, die bijna twee jaar zou duren.  Een halfjaar opleiding bracht mij in een conditie waar ik de rest van mijn leven jaloers op zou blijven. Zo werd ik geschikt gemaakt als Intendance reserve officier. Na mijn beëdiging als zodanig moest ik als oudste van de beëdigde groep speechen. Als onderwerp koos ik “De problemen van een leger in vredestijd.” De inhoud: wat doe je met een leger dat niet vechten mag of moet. Het werd mij niet in dank afgenomen

De Intendance hield zich onder meer bezig met  keukens en douches te velde, en voorraad aanvoer en opslag: de  munitievoertuigen waren zo ingericht dat na het brengen van de kogels de gesneuvelden meteen mee terug konden worden  genomen. Ik werd ingedeeld bij de Gravendienst. Dat onderdeel hield zich toen nog bezig met oorlog slachtoffers, die nog uit verongelukte vliegtuigen te voorschijn kwamen na het droogleggen van de polders en met het bijeen brengen van de Duitse slachtoffers in één oorlog begraafplaats. Deze dienst had twee pelotons soldaten en een staf. De soldaten waren in Brabant gelegerd, de staf was gehuisvest in het laboratorium van professor dr. A. de Froe, hoogleraar antropobiologie en menselijke erfelijkheidsleer in Amsterdam. Het leger had met deze professor afgesproken dat de zes man sterke groep in zijn laboratorium gehuisvest zou worden en een beroep op de hoogleraar zou kunnen doen bij vragen op voorwaarde dat zij de helft van hun tijd klussen voor het laboratorium zouden doen. Ik mocht deze staf als vaandrig aanvoeren.

De militaire kant van dit stafwerk gaf nog al wat gereis en getrek, waarbij ik in plaatselijke kazernes kon overnachten. Normaal gesproken is dit niet zo aanlokkelijk vanwege gevoeligheden van plaatselijke hogere officieren, maar als gravendienst man staat je dichter bij de dood en laten ze je met rust. Ik scoorde altijd wel een paar biertjes. Een deel van de taak bestond verder veelal uit het spelen van Stratego. Maar omdat ook dat gaat vervelen, hadden wij bedacht dat wij onderzoek zouden doen naar alle soorten uniformen en insignes die wij op een slagveld tegen zouden kunnen komen. Dan was het makkelijker na te gaan waar we de gesneuvelden op de terugrit af moesten zetten. Het werk vlotte goed. We konden een Italiaanse korporaal en een Poolse generaal goed uit elkaar houden. Wij stelde hiervan een boekwerk samen en boden dat de hogere commandant aan. Het was getiteld  “Het verse kadaver”, een plagerijtje omdat ons in het leger de schichtigheid bij het onderwerp “Dood”, was opgevallen.

Er kwam een mooi project van de kant van de professor onze kant op. In de Oude Kerk, gelegen in de rosse buurt van Amsterdam, moesten verbouwingen worden verricht, die het noodzakelijk maakten de graven onder de vloerplavuizen te ruimen. Daar waren eeuwen her al mensen begraven, in beginsel zes rijen diep. Er was een nauwkeurige boekhouding hiervan beschikbaar. De opdracht aan de gravendienst was niet alleen het ruimen van de graven, maar ook de resten van bekende Amsterdammers veilig te stellen. Zo moesten we zien de beenderen van onder meer Vondel en Saskia Rembrandt, waarvan de ligplaatsen in de administratie waren aangegeven, terug te vinden. Van oude skeletten  plegen de beenderen los te raken en door de grond te gaan wandelen. Het werd dus een heel gezoek.                    

Wij zijn daar maanden werkzaam geweest. Op een van die dagen kwam de organist om op het grote orgel te oefenen. Hij heeft mij toen toegestaan dat orgel onder zijn toezicht te bespelen. Het hoogtepunt van mijn diensttijd. Mijn speech bij de beëdiging was toch mijn misverstand. Een leger in vredestijd heeft ook spannende kanten.

Enige jaren later kreeg ik bericht dat ik was bevorderd van reserve tweede luitenant tot reserve eerste luitenant en dat ik drie weken op herhalingsoefening moest komen:”om vertrouwd te raken met de laatste ontwikkelingen”. Deze laatste ontwikkelingen waren het werk “Herkennen op het slagveld”. Daar in werd ik geïnstrueerd hoe ik een Italiaanse korporaal kon onderscheiden van een Poolse generaal.

Texel.

In de krant staat een stuk over een gemeente die zich voorbereid op aanstaande Nieuwjaars rellen. Extra gewapende politie, een zero tolerance beleid en actie tegen alle overlast voor de burger. Ik zucht, maar daardoor valt mijn oog op de presse-papier op mijn bureau met het wapen van de gemeentepolitie van Den Helder. Mijn herinnering glijdt terug naar de tijd dat ik als de “kleine” officier van justitie mij met verkeer en dronkenschap bezig hield. Dit bureau wordt “Parket” genoemd. Dat woord kwam eigenlijk uit Parijs. De politie en de openbare aanklagers zaten daar in één gebouw. Maar verschil moest er wezen, dus kregen de kamers van de aanklagers parketvloer en moest de politie het met een zeiltje doen. Spottend werden de aanklagers toen “het Parket”: genoemd, wat ook naar Nederland is overgewaaid, hoewel daar geen verschil in vloerbedekking is.

Het gebied van Alkmaar was in drie stukken verdeeld: Alkmaar zelf, Hoorn  en Den Helder. De eerste twee waren vooral agrarisch gericht, Den Helder, als haven en marinestad, helemaal niet. Het was een verstedelijkt gebied met als bijzonderheid dat zij het hoogste aantal zelfmoorden in Nederland telde.  Om een of andere reden was op het Parket Alkmaar de politie in Den Helder altijd de gebeten hond. Hoe dat is ontstaan weet ik niet, waarschijnlijk al van vroeger, maar ik heb altijd op goede voet met hen samengewerkt. Onder Den Helder viel ook Texel. Een  rustig eiland, dat alleen ’s zomers door toeristen uit Nederland en Duitsland overstroomd werd. Ja zelfs zo druk werd het, dat er parkeerproblemen ontstonden. Er werden veel parkeerbonnen op kenteken door de politie uitgedeeld. De Nederlandse foutparkeerders waren het haasje, maar de Duitse zondaren waren slecht bereikbaar. Iemand kwam op het idee dat de Duitse nummerborden altijd begonnen met de aanduiding van de plaats van herkomst van de auto. Er was in Duitsland een lijst, die aangaf welk Parket hoorde bij de plaats op het kenteken. Die lijst werd opgevraagd en verkregen. Alle parkeerbonnen werden nu opgestuurd aan het Duitse Parket waar de auto onder viel. In Duitsland beijverde men zich deze bonnen ter bestemder plaatsen af te leveren. Dat leidde tot een aantal betalingen. De wanbetalers liepen tegen de lamp als ze de grens met Nederland voor een volgend bezoek wilden passeren. Zij stonden dan als wanbetalers in het opsporingsregister genoteerd en moesten eerst de bij een vorig bezoek opgelopen boeten betalen voor zij Nederland in mochten.

In een van onze contacten klaagde de politiecommandant van Texel zijn nood bij mij: de wanorde tijdens de jaarwisseling. Ieder jaar haalde Texel de kranten door de vernielingen en bedreigingen die van een groep jonge Texelaars uitging. De politie op Texel was afgesloten van het vaste land, omdat die nacht de pont naar Den Helder niet voer en had maar weinig vaste agenten tot de beschikking. Het laatste jaar was het zo erg geweest dat ze alleen maar in staat waren geweest de politie auto’s, die doelwit waren, te beschermen. De dronken jongelui hadden verder vrij spel gehad. Het Parket Alkmaar ging niet over de orde handhaving en kon niets anders bedenken dan dat aangehouden mensen streng gestraft zouden worden.

Ik had nog nooit met ordehandhaving te maken gehad, maar gaf  het advies de dienstvoertuigen thuis te laten als dezen als rode lap op de stier bij de jongelui werkten. Ik vroeg mij hardop af wat er op zo’n avond te doen was op Texel. Drank en verveling leek mij een slechte combinatie. Misschien om 00.00 uur van het Nieuwe jaar een band laten optreden of een spannende film vertonen. De politiecommandant zei dat hij contact zou opnemen met de plaatselijke jeugdvereniging.

Op die Nieuwjaarsdag kwam Texel na jaren niet in de nieuwsverslagen voor. De politiecommandant belde de volgende dag. Om twaalf uur op de jaarwisseling was er een film vertoond. Alle raddraaiers zaten in de zaal. De nacht was rustig verlopen.

Enige tijd later nam ik afscheid van het Parket om door te schuiven naar een volgende functie. Ik ging naar Den Helder om afscheid te nemen. Ze hadden een geschenk voor mij: een presse-papier met het wapen van de Helderse politie. Het siert nog steeds mijn bureau.

Vijfenvijftig jaar later dacht ik na over ongeregeldheden bij de jaarwisseling en viel mijn blik op het presse-papier dat nog op mijn bureau lag. Zou het nu ook opgelost kunnen worden zoals indertijd op Texel? Aan de jeugd in het algemeen zal het niet liggen. Er is geen tijd geweest waarin onze jeugd zo bloeide: in sport, in het volgen van opleidingen, in muziek maken, in het aardig zijn. Zij staan hun zitplaats af in de tram, iets wat jaren lang in onbruik was geraakt.

Er is altijd een klein gedeelte van de jongeren die met zichzelf geen raad weet. Dat was vijftig jaar geleden zo en dat is nog steeds zo. Het jong zijn is nu een maal vol onzekerheden. Maar wat toen het bier was, waar toevlucht toe werd genomen, zijn nu verdovende middelen. Waar toen de portemonnee snel leeg raakte, zijn de jongelui nu spenders, die onze economie mee draaiende houden. Er is veel vrije tijd. Het draaien van een film trekt weinig belangstellenden meer. Verharding. Ik weet het niet meer en benijd de politie van vandaag niet.

Muziek.

Alle soorten muziek. Ik ben er mee opgegroeid. Mijn ouders maakten samen veel kamermuziek en betrokken ons, hun vijf zonen, hierbij. Mijn oudste broer is al zijn hele leven een ontembare jazz muzikant. Een andere broer speelde alle soorten muziek op vele instrumenten, maar heeft in de zigeuner muziek zijn grote uitlaatklep gevonden. Zijn hele schooltijd zat hij uren thuis voor de piano, neuriede een melodie en zocht daar de akkoorden bij. Later trad hij met grote zigeuner muzikanten op. De grootste eer in zijn ogen was dat een van deze groten eens tegen hem zei ”Jij zigeunerbloed”. Hij speelde  levenslang in de Utrechtse zigeuner groep Zigane. Het hiermee verdiende geld werd in de pot van de stichting Czardas gestort en werd besteed aan het laten overkomen uit Hongarije van beroemde muzikanten, die in Hongarije geen cent te makken hadden.

De muziek wereld is grofweg verdeeld in twee groepen: de beroepsbeoefenaren en de liefhebbers. Het gaat over de eerste groep. Dat zijn de mensen die van de schone kunsten hun beroep hebben gemaakt. Die er de kost mee moeten verdienen. Voor hun bezigheden geldt dat er vele jaren intensief geoefend moet worden. Vele uren per dag, vele lessen en examens. Er vindt ook selectie plaats: wie het niet bolwerkt valt af. Wie de top wil halen heeft concurrentie en concoursen.

Er zijn ook voor profs rangen en standen. Velen verdienen de kost met lesgeven. Muzikanten maken deel uit van professionele muziekgroepen, zoals kapellen, jazzcombo’s, brass bands, koren en symfonie orkesten. Er zijn er ook die alsnog een beroep elders zoeken en vinden. Voor sommigen is het muziek maken een moeten geworden voor de hele dag, repetities en spanningen voor een optreden. Het verschil tussen een beroepsbeoefenaar en een amateur is “moeten” en “mogen”.

Voor de liefhebber is alles anders. Er is geen moeten voor de dagelijkse kost, geen studie dwang, geen verplichtingen die onontkoombaar zijn. Het zijn twee werelden, de profs en de amateurs. Zij hebben weinig gemeen maar wel veel contact, in lessen en als leider van orkestjes en koren. De kloof tussen de professionele opleiding en dagelijkse bezigheid enerzijds, de vrijblijvendheid anderzijds. De amateur die zijn prestaties aan professionele uitvoeringen en opnamen wil afmeten, heeft de werkelijkheid uit het oog verloren.

In Nederland speelt het Koninklijke Concertgebouw Orkest op wereld niveau, de opera is van hoog gehalte. Nog nooit waren er zoveel jeugd- en studenten orkesten en wat spelen ze goed! Omstreeks 1960 was in  jeugdorkesten de verhouding jongens-meisjes twee tegen één. Twee generaties later is deze verhouding één tegen vier. Vier meisjes op één jongen. Dat zegt iets over de welvaart en de verschuivingen voor grote groepen in de samenleving. De welvaart, omdat voor velen opleiding en vorming binnen bereik zijn gekomen en worden benut. Het zegt ook heel veel over de kunstzinnige vorming, waarvan vooral meisjes kennelijk gebruik van maken.

Dans.

Zangers en dansers moeten het met hun eigen lichaam doen. Het is van alle eeuwen en culturen. Ieder mens, vrouw of  man, heeft er zich aan overgegeven. Bij alle rituelen en feesten werd gezongen en gedanst. op een melodie en ritme, de dansfiguren hadden vaak symbolische betekenis. Vaak was dit ook de kans op aanvaarde toenadering tot iemand van het andere geslacht. Iedere gemeenschap had en heeft hierin de eigen tradities en gewoontes met bij passende kleding, muziek en instrumenten. De volksdansen zijn een groot onderdeel van de danskunst, zowel voor beroepsdansers, maar vooral ook voor iedereen.

In West-Europa in de negentiende en twintigste eeuw was het salondansen zeer gereglementeerd. Er waren vastgelegde dansfiguren voor paren, zoals de Foxtrot, de Wals en de Tango. Hiervoor was dansles noodzakelijk. Wie omstreeks 15 jaar oud was, meisjes en jongens, had kans om naar dansles te worden gestuurd. Dat overkwam mij ook. Op de kreet “Cherché la dame” stortten de jongens zich naar de tegenover hen zittende meisjes. Omdat ik daarbij geen favoriet had, was ik de laatste aan de overkant en moest voor straf met de dansjuf dansen. Haar inborst was zeker puik in orde, maar het was een griezel, zo geverfd dat het mij de stuipen op het lijf joeg. Van de 20 danslessen ben ik er in geslaagd er 17 te spijbelen. Mijn broers hadden voor dansfeestjes hun eigen oplossing gevonden: ze speelden in de band. Toen mijn zoon vele jaren later thuiskwam van een dansfeestje en ik hem vroeg: “En met wie heb je gedanst”, begreep hij mijn vraag niet. “Je danst niet met iemand, maar je gaat op de dansvloer staan en danst met iedereen.”  Geen muurbloemen meer en geen man/vrouw-dwang. Ik heb eerbied voor de volgende generatie.

Het volledig gereguleerde dansen is het klassieke ballet. Aan de hand van  vastliggende bewegingen worden volledig beschreven figuren op bij behorende muziek geoefend en uitgevoerd. Deze bewegingen zijn niet natuurlijk en vereisen veel training. Dansopleidingen zijn zeer zwaar, lichamelijk en muzikaal. Toch is er onder de jeugd een grote toeloop.

Het meeste indruk heeft Het Zwanenmeer op mij gemaakt: de opkomst van de vierentwintig zwanen. Als een niet eindigende rij verschijnen stuk voor stuk de zwanen, in dezelfde houding, danspassen en uiterlijk. Allen lang, slank en zonder noemenswaardige voor- en achtergevel. Mij realiserend wat deze rij aan bloed, zweet en verdriet moet hebben gekost voor iets boven het minimum loon en met verlies van alle dans individualiteit, werd het mij bijna te benauwd.

Toch is dansen een passie. Vele jaren harde training, blessures en competitie worden doorstaan om danseres of danser te worden. Voor danseressen is er nog een aparte kwelling: het dansen op “spitzen”. Dit zijn schoentjes die de voet zo vervormen dat er op de tenen gedanst kan worden.  Dagelijks trainen en vasten voor een gewicht zo gering dat het getild kan worden. Om de verdiensten doen ze het niet en ook niet voor de roem. Ze willen alleen maar danseres of danser zijn. Dansen is een roeping en een vrijwillige slavernij. Het moderne ballet heeft meer individualiteit en inspiratie, en ook kansen voor wie niet in de rij zwanen past.

Wat  muziek en dans alle twee hebben is het samenwerken. Het zijn van één van vierentwintig identieke zwanen zijn, het zijn van één violist in een orkest met vele violisten die met elkaar maar één stem vertolken, het zijn van een onderdeel van een geheel. Het opgaan in iets dat groter dan jezelf. De mens op zijn best.

Voetbal.

Mijn sportcarrière begon met straat voetbal. Er stond maar één auto geparkeerd in onze straat, er was nauwelijks verkeer en we hadden een bal. Dat laatste was in die tijd een kostbaar bezit. We voetbalden. Op straat voetballen was verboden, dus dreigde altijd het gevaar van de politie. Die surveilleerde regelmatig en plechtstatig op de fiets. Politie agenten werden in verschillende steden verschillend betiteld: een klabak, een smeris, de prinsemarij. In Haarlem was het “een juut”. Wij moesten dus opletten voor een juut, want die pakte je de bal af en dan had je niet zo gauw een andere. Er werd altijd iemand met de uitkijk belast. Als we hoorden ”Een juut” was het eerste de bal op een vaste plaats in een tuin verstoppen tot het gevaar voorbij was.

In de loop der jaren kreeg de voetbalgroep van onze buurt een min of meer  vaste vorm. Er werd een club opgericht, genaamd GE (Gisolfs Elftal). De naamgeving vloeide voort uit de omstandigheid dat wij de meeste leden leverden. Wij trokken op vrije middagen naar vaste voetbal veldjes en “metsten” dan met andere groepen. Ik fungeerde vaak als keeper, omdat ik geen voetbalster was en liever lui dan moe. De club had mij  vanzelfsprekend als voorzitter aangesteld. Ik neem aan omdat ze mij het toevertrouwde de vrede te bewaren.

Hoogtepunt was het verzoek van een “echte” club om als sparing partner voor een van hun elftallen te fungeren. Maar met de tijd verliep de club: een aantal spelers werd lid van een echte voetbalclub, verhuisden of had andere bezigheden. Wij werden lid van HFC. Zo eindigde vv GE, maar we bleven met de kas zitten. Er was nog dertien gulden veertig in kas. Wat moesten we daarmee aanvangen? Het was de tijd van de grote watersnood ramp in 1953. De Haarlemse krant hield een inzameling voor de slachtoffers en publiceerde dagelijks de binnengekomen giften. Zo haalde vv GE de krant: “vv GE fl. 13,40”.

Cricket.

Het voetbal ging over in cricket. Aan de Spanjaardslaan in Haarlem liggen de voetbalvelden van de club, die  toen nog niet Koninklijk was: H.F.C. In de zomer werden deze velden gebruikt door de cricketclub Rood en Wit. Zo kwam ik in aanraking met de cricketsport. Als jongetje deed ik aan de pupillen competitie mee. Dat waren stoere elftallen genoemd naar de grote cricketlanden. Ik speelde in Nieuw Zeeland. Dit verhaal gaat over mijn drie etappes in Cricketland.

Veel zomersporten in Nederland: honkbal, softbal, kastie, trefbal. Deze worden gespeeld met een bal, een slaghout, een opgooier, het hollen voor punten, een vanger en mensen in het veld om de weggeslagen bal op te vangen en terug te gooien. Zo ook cricket. Dan heten de genoemde onderdelen: een cricketbal, een bat, een bowler, runnen, een wicketkeeper en fielders. Dat lijkt mij voorlopig voldoende uitleg. Het spel is eenvoudig, maar heeft de op een na uitvoerigste bundel spelregels. Alleen de golfsport heeft er nog meer. Er zijn honderden regels voor alle mogelijke en zelfs onmogelijke gevallen. Elke beweging is streng gereglementeerd.

Ik had en heb moeite met het gooien van een bal. Ik kan hem boven de schouders niet veel vaart en juiste richting geven, ondanks de vele goed bedoelde adviezen. Gelet op deze handicap lag de rol van wicketkeeper voor mij voor de hand. Ik leerde  bij een aangooi mijn lichaam in de vermoedelijke baan van de bal te brengen om te voorkomen dat de bal door zou schieten en de tegenpartij extra punten zou kunnen bezorgen.

Zo als bij het voetballen werd cricketen voor mijn broers en mij ook een straatsport. Naast ons huis was een toegangspad van een geschikte lengte  om de tennisbal te bowlen en weg te slaan bij voorkeur langs de opgooier (bowler) de straat op. Als de bal de overkant haalde gold dat voor vier punt en, als die in de tuin van de overburen terecht kwam was dat zelfs goed voor zes punten. Bij het ouder worden werd er ook beter en harder geslagen, tot het moment dat de bal niet in de voortuin van de buren belandde, maar door hun ruit ging. Dat was een probleem: gold dit nu ook voor zes punten of juist niet? We maakten een nieuwe regel: door de ruit was zes punten aftrek. Dat leek ons een goede maatregel om verdere voltreffers te voorkomen.

Mijn eerste echte baan werd een opleidingsplaats bij het gerecht in Alkmaar. Wij, het jonge gezinnetje van Peta en mij, namen hun intrek in Alkmaar. Het jaar daarvoor was daar juist een cricketclub opgericht. Dat bood mij een sportbezigheid en het gezin een verblijf op een ruim grasveld en ontspanning. De club bloeide: vier elftallen, dames cricket en een jeugd- afdeling. Boven het Noordzeekanaal waren toen drie cricketclubs actief: in Den Helder, in Alkmaar en in de Zaanstreek. Zomers werden de zaterdag middagen goed besteed.

Maar het cricket bleek als sport in Nederland kwetsbaar. De belangstellig liep terug, cricketers stapten over naar tennis met een gevarieerder clubleven. De hockeyvelden werden kunstgras, ongeschikt voor het cricketen. Wat ook niet hielp was het eenzijdige beleid van de hockey bobo’s. Hun belangstelling was uitsluitend gericht op het tophockey, een Nederlands elftal dat meetelde, al was het maar met een elftal waar een belangrijk deel van de spelers niet in Nederland was geboren. Toen de Cricketclub Alkmaar als laatste boven het Noordzee Kanaal ter ziele ging en een bericht naar de bond stuurde om te melden dat ze hun laatste elftal uit de competitie moest terugtrekken wegens gebrek aan leden, was de reactie van het bondsbestuur een berichtje dat de club een boete kreeg voor het niet opdagen in een competitie wedstrijd. Het bleef verder ijzig stil. De belangstelling van de top voor het cricket anders dan in de paar grote cricketsteden was nul. De teloorgang van deze sport in Nederland is ook hieraan te wijten. Een dode sport en een kunstmatig in leven gehouden Nederlands elftal heeft mij van deze sport vervreemd.

Het zijn van cricketer en rechter leidde bijna automatisch tot het voorzitterschap van de tucht commissie. Dit bracht mij onvoorzien in een lastig parket. De wereld cricket bond voerde een streng beleid ten aanzien van drugs. Zelfs het kleinste spoortje leidden tot de minimum straf van twee jaar uitsluiting. In Nederland kennen wij geen minimum straffen  Dit wordt zelfs als ontoelaatbaar ervaren. In een zaak waarin een speler nog sporen van een pilletje dat hij enige dagen eerder op een feestje had geslikt vertoonde, moest dit tot twee jaar uitsluiting van de cricket velden leiden, hoewel de overtreding niets met een sportprestatie van doen had. Dit was de  tuchtcommissie te dol. De straf werd zeer aanzienlijk ingekort. De brief met protest hierover van de wereld cricket bond verdween onbeantwoord in de prullenbak. Dit heeft zich enige malen herhaald had. De secretaris van de cricketbond die bij tuchtzaken als eisende patij aanwezig moest zijn heeft ons meermalen voor niets naar Den Haag had laten reizen door zelf zonder waarschuwing of excuses afwezig te zijn. Dit alles was voor mij voldoende om een nieuwe termijn als voorzitter voorbij te laten gaan.

Na mijn pensioen ben ik toegetreden tot SGS, Still Going Strong. In eigen    woorden “de oude lullen club” van het cricket. Een club voor de ouder en wat stijver wordende cricketer. Geen eigen terrein of clubhuis, maar een vereniging die voor haar leden bij andere clubs wedstrijden organiseert. Hier maken een groep nog wat ouderen cricketers deel van uit die zo ’s zomers op ieder dinsdag ergens in Nederland onder elkaar een cricket dag houden.  Deze werd altijd besloten met een “derde innigs”. Het 0-0 bier was een uitkomst.

Uit West-Friesland waren maar twee deelnemers: Jan Hoep en mijzelf. We reisden met de auto naar verre cricketvelden. Dat schiep een band. Jan was een echte West-Fries. Zijn achternaam Hoep was ontleend aan een deel van Schagen dat Hoep heet. Hij reed heen en ik reed terug omdat Jan na de wedstrijd graag “een potje bier” dronk. Wij waren doorgaans de laatste die vertrokken. Er groeide een bijzondere vriendschap tussen ons. Jan was een echte cricketer. Hij kwam uit de bouwwereld, waar hijzelf ook werkzaam in was. In zijn jongensjaren was hij met zijn vader na echtscheiding van zijn ouders  in Zuid-Afrika terecht gekomen. Hij heeft daar een Engelse kostschool doorlopen en werd tot een goed cricketer opgeleid.

Jan was zeer intelligent en had een bijzonder gevoel voor het recht. Naast cricket was dit een regelmatig gespreksonderwerp. Jan en mijn vrouw Peta konden het ook goed vinden. Hij kwam op ongezette tijden bij ons langs, meestal onaangekondigd, maar niet minder welkom. In de kersentijd had hij een adresje voor heel bijzonder mooie kersen. Toen ik een keer thuis kwam en een zak kersen op de stoep aantrof, wist ik dat Jan was langs geweest.

Maar de tijd stond niet stil. Wij werden alle twee tachtigers met lichamelijke gebreken. Jan werd door een akelige kanker getroffen, waar geen ontkomen aan was. Ik stond voor een grote hart-ingreep. Ik zocht Jan op. We hebben een halfuurtje gepraat tot we beiden moe waren. We wisten alle twee dat we elkaar nooit weer zouden zien.

“Dag Reurt” zei Jan.  “Dag Jan”.

Correspondentie schaak.

Al in de middelbare schooltijd schaakte ik graag, maar het ontbrak mij aan de rust om zetten systematisch te analyseren. Ik speelde veel te snel, wat niet erg opschoot. Het correspondentieschaak bracht uitkomst. Aan voldoende tijd voor het club schaken ontbrak het mij, maar als forens en ter ontspanning door inspanning was het bestuderen van een schaakstelling een positieve tijdbesteding.

Het werkte zo: je speelde meerdere of zelfs vele partijen tegelijkertijd.  Voor een binnenlandse partij kreeg je dertig dagen voor tien zetten. Op speciale briefkaarten gaf je de data van ontvangst en van jouw verzending weer met de zet die jij doet. Dat geeft ruim tijd om in alle rust op een zet te broeden.

Ik had het geluk snel in de hoogste klasse terecht te komen. Die gaf toegang tot het internationale correspondentie schaak en verschafte ook een rating. Het bleek dat de Oost-Europese landen achter “het ijzeren gordijn” veel correspondentie schakers telden. De plaatselijke overheden hadden daar kennelijk geen bezwaar tegen. Het was zonder afspraak een regel de schaakkaart met bijzondere postzegels te frankeren. Er waren landen met een onregelmatige post verzending en ontvangst. Dan kon een zet soms weken onderweg zijn. Je moest de opgegeven datum van ontvangst voor zoete koek aannemen: aangetekend met bericht van ontvangst was te kostbaar voor iedere zet. Eens schreef de Roemeense schaakbond trots 45 deelnemers in. Geen van deze 45 heeft ooit een schaakkaart beantwoord. Maar dit schaken voldeed aan mijn behoefte tot afleiding en ontspanning.

Tot de computer spelbreker werd. Lange tijd kon de computer het nog niet van de mens winnen. Wel was deze al snel geschikt voor de opslag van openingstheorieën en partijen. De ontwikkelaars van de computer hebben speciaal het schaken uitgekozen om hun kennis en kunde op hun gebied te stimuleren. Er werden onderlinge pc-schaak tournooien gehouden. Daar namen allengs ook echte schakers aan deel. Op een goede (of slechte) dag kwam het wereldnieuws: de pc had de wereldkampioen schaken verslagen.

De ontwikkeling van de schaakcomputers nam een grote vlucht. De correspondentie schakers moesten hierin meegaan om “bij” te blijven. Op het laatste zond men elkaar computer zetten toe. Dit was het einde van het correspondentie schaak. Het computerschaak heeft zijn intreden gedaan. Maar die was voor mij niet aantrekkelijk.

Een zitting.

Een zittingsincident kan in deze verzameling niet ontbreken. Op de rol stond een kort geding over huiselijk geweld. De vrouw beklaagde zich dat zij mishandeld werd en eiste dat zij hiertegen beschermd zou worden. Daags voor de zitting deed haar advocaat namens haar het verzoek om bescherming ter zitting door de parketpolitie. Deze was dan ook stand-by en de bodedienst was gewaarschuwd voor eventuele moeilijkheden.

Al voor de zitting was er geschreeuw en gestommel op de gang. Het was duidelijk dat de parketpolitie moest optreden en iemand verwijderde, wat niet zonder geraas en kennelijk met enige moeite gebeurde. Toen de zaak werd uitgeroepen kwam de bode melden dat de vrouw wel was verschenen, maar in dronken toestanden agressief was. Het moed indrinken was kennelijk uit de hand gelopen. Zij moest door de parketpolitie worden verwijderd. De ook verschenen man bood namens zijn vrouw excuses aan. Van de zaak werd niets meer vernomen.

Bij veertiende herhaling.

 Ik werkte tijdelijk als openbaar aanklager voor de simpelere strafzaken. Daar zijn twee soorten van: de overtredingen en de misdrijven. De overtredingen waren toentertijd voor de kantonrechter, de misdrijven voor de rechtbank. Er waren vier uitzonderingen op deze regel, overtredingen die toch door de rechtbank behandeld werden. Dat waren “diefstal van te velden staande gewassen” en “openbare dronkenschap”. De andere twee ben ik vergeten. De openbare dronkenschap had nog een bijzonderheid: bij de aanklacht en de veroordeling moest het aantal al eerdere gelijksoortige overtredingen worden vermeld. Kennelijk bedoelde de wetgever, dat een oplopend  strafbeleid zou worden gevoerd..

Deze bijzondere overtredingen werden bij de strafzittingen van de rechtbank Alkmaar doorgaans aan het eind van de ochtend zitting gepland. In Alkmaar was een verzorgingshuis voor oudere mannen. Dit was eigenlijk de enige leverancier van proces-verbalen betreffende openbare dronkenschap. Op een ochtend in oktober was weer tot slot van de zitting zo’n zaak gepland: openbare dronkenschap dertiende  keer gepleegd. Toen de verdachte binnenkwam was duidelijk dat de veertiende overtreding er aan zat te komen. Op de weg van het verzorgingshuis naar de rechtbank bevonden zich zeven kroegen. De zitting verliep zoals gebruikelijk. Het vaste tarief was twee dagen hechtenis. Daar ging de verdachte ook van uit, maar hij had een bijzonder slotwoord. Hij vroeg of hij deze twee dagen met Kerstmis mocht uitzitten. “Dan is het eten in het Huis van bewaring beter dan in het Verzorgingshuis.” En zo geschiedde.

Emoties.

Er was eens een Standvaste koor van wel tachtig zangeressen en zangers. Ze zongen vierstemmig, sopranisten, altisten, tenoristen en bassisten, uit volle borst en met vuur en passie. Iedereen genoot ervan: het publiek en de koorleden zelf. Bij het vieren van het vijfjarig bestaan werd zelfs een plaatje gemaakt.

Toen gebeurde er iets ergs. Het plaatje werd een succes. Het werd veel verkocht en geld stroomde in de clubkas. Daar was de vereniging niet tegen opgewassen en het gezelschap viel uiteen in twee partijen. De dirigent hoorde tot de ene groep, de bladmuziek was in handen van de andere: De breuk was niet meer te lijmen, zij gingen ieder hun eigen weg. De ene groep hield een ledenvergadering. Die besliste dat de naam Standvaste Zingers aan die ene groep toekwam. Twee dagen later hield de andere groep een ledenvergadering. Die vergadering besliste dat de naam Standvaste Zingers aan de andere groep toekwam. De twee groepen kwamen er niet uit. Dus gingen zij naar de rechter.

Op het moment dat ik de rechtszaal binnen kwam zaten alle tachtig leden al in de zaal. Iedereen, ook hun advocaten hadden een Surinaamse achtergrond. De griffier en ik waren de enige uitzondering. De partijen waren goed uit elkaar te houden, want de ene partij zal links en de andere rechts. Het middenpad scheidde hen. Iedereen in de zaal volgde de gebeurtenissen ademloos en leek persoonlijk met mij te willen spreken. Met alle tachtig heb ik oogcontact gehad. De beide advocaten voerden het woord wat eigenlijk het zelfde betoog was: in de gehouden  ledenvergaderingen was een besluit genomen dat gevolgd moest worden. Bij navraag bleek dat bij deze vergaderingen leden van de andere groep niet waren toegelaten.

Ik nam het woord. De spanning was op ieders gezicht te lezen. Ik stelde voor dat beide partijen de Standvaste Zingers zouden blijven heten met een verschillend achtervoegsel. Ik stelde voor “De Standvaste Zingers Amsterdam” en “De Standvaste Zingers Nederland”. De verbazing was algemeen. Beide groepen verlieten onder leiding van hun advocaat voor overleg de zaal, waarbij zorgvuldig werd vermeden dat in het middenpad enig contact tussen hen was. Zij trokken zich ieder in een uiterste hoek van de gang terug en begonnen allemaal tegelijkertijd te praten.

Agrarisch.

Een mens ontstaat uit vier grootouders. Voor mij zijn dat van vaderskant twee rasechte Amsterdammers en van moederskant een grootvader nog geboren op een boerderij in het Groningse dorp Meeden, en een grootmoeder uit een deftig milieu in Haarlem. Ik voel mij een mengeling van stad en boerenland, of eigenlijk geen mengeling maar een in mij  naast elkaar leven van Amsterdam, Haarlem en Groningen: mijn hoofd-, studie-,  en werkstad Amsterdam, de plaats waar ik ben opgegroeid Haarlem, en het boerenland, waar ik  nu al vijftig jaar met Peta woon. Wij troffen elkaar vijf en zestig jaar geleden in het Nederlandse Studentenorkest onder leiding van Jan Brusse aan de achterste lessenaar van de altviolen. Wij waren alle twee nog niet zo gevorderd op dit instrument. Een tournee gedurende bijna de hele maand januari. Wij kibbelden veel, maar ten slotte raakte het aan. Het ging ook niet meer uit.

Peta voltooide de daarop volgende jaren de medicijnenstudie en ik na een valse start de rechtenopleiding.  Wij zijn getrouwd en onze zoon kondigde zich al snel aan. Ik vervulde mijn dienstplicht. We hebben daarna ook nog twee dochters gekregen. Peta heeft gewerkt op verschillende consultatie bureaus in de kop van Noord-Holland en ik bij de rechtbanken Alkmaar en Amsterdam. De woningen waren in volgorde een zolder verdieping in Amsterdam, een flat en een rijtjes huis in Alkmaar en een hoekhuis in Heiloo. De behoefte aan woonruimte groeide, maar de omgeving om die te vinden lag steeds verder weg.  In de rechtbank Amsterdam aan de Prinsengracht was geen werkruimte voor mij: ik werd geacht thuis te werken en alleen voor de zittingen naar Amsterdam te komen. Wij zochten ook naar meer ruimte om Peta’s vader een onderdak te kunnen bieden. Wij keken daarom uit naar een ruimere behuizing. In Heiloo, Alkmaar en Bergen  waren zulke woningen niet betaalbaar. Wij begonnen ook rond te kijken in plaatselijke dorpen, die Peta vertrouwd waren geraakt.

In februari 1975 gingen we op een advertentie af van een ruime woning met een stuk grasland in Oostwoud, een ons onbekend dorp in de buurt van Medemblik. Het was winterweer, maar de woning die aangeboden werd, was ruim, voorzien van een nephaard en bood door de bescheiden prijs ook verbouwingsmogelijkheden. Niet zonder twijfels en uiteenlopende adviezen, besloten we de sprong te wagen. Als het niet zou bevallen, konden we ons boeltje weer oppakken en verder verhuizen. Nu vijftig jaar geleden.

Als stadsmens was ik vertrouwd met Amsterdam en vond mijn weg en werk in deze grote stad.  Thuis werd het boerenland in wat thans een buurtschap wordt genoemd. Alle voorouders kwamen aan hun trekken. Nadat Peta en ik ieder met pensioen waren gegaan, was het buitenleven wat we verkozen met een tuin en schapen.

Moe. 

Na twee jaar Alkmaar deed ik mijn intrede in de rechtbank Amsterdam als griffier van een strafkamer met een opleidingsdoel (Raio). Ik had in Alkmaar al twee jaar strafrecht ervaring opgedaan. Een van de rechters in die kamer vertelde mij later, dat in de loop van dat opleidingsjaar hij voor mijn beoordeling  begon te vrezen, omdat ik in het raadkameroverleg zonder terughouding meepraatte, wat kennelijk toen nog geen gewoonte was en de kamerpresident zich daar wel aan irriteerde. In Alkmaar was dat gewoon geweest en werd het juist geanimeerd. Maar deze rechter was verbaasd toen bij de vaststelling van mijn beoordeling de kamervoorzitter juist mijn inbreng op prijs bleek te stellen en wel toekomst voor mij in de rechtbank zag.

Ook nadien heb ik mij niet beperkt tot het traject tussen mijn in-, en uitbakje, wat kennelijk verwacht werd, maar heb me ook met het verdere administratieve verloop van een zaak bemoeid. Bij de jaarlijkse beoordelingen was een item “omgaan met personeel”. Op de waarderingsschaal A-E werd standaard altijd het neutrale “C” hiervoor gegeven. Tot mijn verbazing prijkte daar op een gegeven moment een “D” op mijn beoordeling.  Het administratieve personeel had hierom gevraagd. Mijn wat bredere aanpak had ook tot gevolg dat ik meer betrokken raakte bij administratieve procedures. Uit nieuwsgierigheid werkte ik ook bij de Raad van beroep om te leren wat daar nu eigenlijk omging. Toen het Ministerie van justitie landelijke commissies optuigde om een begin te maken met de werklastmetingsystematiek, stuurde de rechtbank Amsterdam mij daarop  af. Veel belangstelling leefde in de rechtbank niet voor dit onderwerp. Ik was er niet op uit geweest, maar het interesseerde mij wel. Zo kwam ik onder de aandacht van het ministerie, die daarna menig beroep op mij heeft gedaan. Bij de integratie van de gerechten deed ik mee met  het implementeren van de Raden van beroep bij de rechtbanken. In het grote Berenschot onderzoek over de structuur en werkwijze van de nieuw gevormde gerechten werd ik als enige rechter voor de stuurgroep aangewezen. 

In 1988 mocht ik aan de slag in de rechtbank in Alkmaar als president. Vijf goede jaren bij een vertrouwd en ontspannen gerecht. In 1993 nodigde de president van het Gerechtshof  te Amsterdam mij uit voor een lunch in de Leidse straat te Amsterdam buiten het gebouw van het Hof. Er moest iets bijzonders aan de hand zijn. De zittende president van de Amsterdamse rechtbank had te kennen gegeven met pensioen te zullen gaan. De Hof president polste mij naar ik begreep mede namens het Ministerie voor de vrijkomende functie. Ik heb hem toen ingelicht over het oorlogsverleden van mijn ouders. Amsterdam is een stad, die in de oorlog zeer geleden heeft en een groot aantal Joodse inwoners telt.  Ik wist dat dat oorlogsverleden bekend was ook binnen de rechtbank. Ik verraste de Hof president hiermee. Hij dacht hierover na. Maar hij zei: “Nee Reurt, dat verandert de zaak niet. De rechtbank heeft jouw ervaring in deze tijd van reorganisatie en integratie van gerechten nodig.” En zo geschiedde.

In 1993 trad ik aan voor wat tropenjaren zouden worden. Bij de intrede telde de rechtbank vierhonderd werknemers, waaronder tachtig rechters, de grootste rechtbank in Nederland. Bij mijn afscheid in 2002 waren het duizend werknemers, waaronder tweehonderd rechters. Een groei door integratie met de Raden van beroep en de Kantongerechten, de geboorte van een nieuwe afdeling vreemdelingenrecht en een verdubbeling van de toch al grootste afdeling strafrecht. De rechtspraak was toen het snelst groeiende onderdeel van het Departement. In de nieuwe organisatie moest veel verbeterd of alsnog ingericht worden: een inspraak orgaan, een afdeling voorlichting voor de snel groeiende publieke belangstelling en financiële kaders. De zwaarste taak werd de bescherming van rechters en medewerkers tegen de groeiende agressie van de onderwereld. Een steun was de toevloed van rechters met ervaring van elders. Onder hen een ervaren collega uit Dn Haag, die ons kwam versterken. Buiten mij om stelde hij een onderzoek in naar het oordeel van  de rechters over hun president. Toen hij mij hierover inlichtte en ik hem naar het resultaat vroeg, zei hij “Reurt, de collega’s houden van je.”

In 2002 begon het ambt mij zwaar te vallen. Zonder zichtbare oorzaak begon ik te vermageren. Later bleek diabetes 2 hier de oorzaak van te zijn. Mijn staf raadde mij aan weer meer zittingswerk te doen naast alle vergaderingen, tegen het verzuren. Ik sprak in die tijd met een psychiater. Ik vertelde hem mijn levensverhaal te beginnen met de jongste jeugd tot mijn recente klachten. Ik vroeg mij af waar mijn energie en verlangen dit alles te doen vandaan kwam. Hij begon te lachen: “Maar Reurt, je bent je hele leven bezig geweest de schuld van je ouders aan de samenleving te vereffenen. Maar de rekening is nu voldaan.”

 

Agrarisch.

Een mens ontstaat uit vier grootouders. Voor mij zijn dat van vaderskant twee rasechte Amsterdammers en van moederskant een grootvader nog geboren op een boerderij in het Groningse dorp Meeden, en een grootmoeder uit een deftig milieu in Haarlem. Ik voel mij een mengeling van stad en boerenland, of eigenlijk geen mengeling maar een in mij  naast elkaar leven van Amsterdam, Haarlem en Groningen: mijn hoofd-, studie-,  en werkstad Amsterdam, de plaats waar ik ben opgegroeid Haarlem, en het boerenland, waar ik  nu al vijftig jaar met Peta woon. Wij troffen elkaar vijf en zestig jaar geleden in het Nederlandse Studentenorkest onder leiding van Jan Brusse aan de achterste lessenaar van de altviolen. Wij waren alle twee nog niet zo gevorderd op dit instrument. Een tournee gedurende bijna de hele maand januari. Wij kibbelden veel, maar ten slotte raakte het aan. Het ging ook niet meer uit.

Peta voltooide de daarop volgende jaren de medicijnenstudie en ik na een valse start de rechtenopleiding.  Wij zijn getrouwd en onze zoon kondigde zich al snel aan. Ik vervulde mijn dienstplicht. We hebben daarna ook nog twee dochters gekregen. Peta heeft gewerkt op verschillende consultatie bureaus in de kop van Noord-Holland en ik bij de rechtbanken Alkmaar en Amsterdam. De woningen waren in volgorde een zolder verdieping in Amsterdam, een flat en een rijtjes huis in Alkmaar en een hoekhuis in Heiloo. De behoefte aan woonruimte groeide, maar de omgeving om die te vinden lag steeds verder weg.  In de rechtbank Amsterdam aan de Prinsengracht was geen werkruimte voor mij: ik werd geacht thuis te werken en alleen voor de zittingen naar Amsterdam te komen. Wij zochten ook naar meer ruimte om Peta’s vader een onderdak te kunnen bieden. Wij keken daarom uit naar een ruimere behuizing. In Heiloo, Alkmaar en Bergen  waren zulke woningen niet betaalbaar. Wij begonnen ook rond te kijken in plaatselijke dorpen, die Peta vertrouwd waren geraakt.

In februari 1975 gingen we op een advertentie af van een ruime woning met een stuk grasland in Oostwoud, een ons onbekend dorp in de buurt van Medemblik. Het was winterweer, maar de woning die aangeboden werd, was ruim, voorzien van een nephaard en bood door de bescheiden prijs ook verbouwingsmogelijkheden. Niet zonder twijfels en uiteenlopende adviezen, besloten we de sprong te wagen. Als het niet zou bevallen, konden we ons boeltje weer oppakken en verder verhuizen. Nu vijftig jaar geleden.

Als stadsmens was ik vertrouwd met Amsterdam en vond mijn weg en werk in deze grote stad.  Thuis werd het boerenland in wat thans een buurtschap wordt genoemd. Alle voorouders kwamen aan hun trekken. Nadat Peta en ik ieder met pensioen waren gegaan, was het buitenleven wat we verkozen met een tuin en schapen.

Moe. 

Na twee jaar Alkmaar deed ik mijn intrede in de rechtbank Amsterdam als griffier van een strafkamer met een opleidingsdoel (Raio). Ik had in Alkmaar al twee jaar strafrecht ervaring opgedaan. Een van de rechters in die kamer vertelde mij later, dat in de loop van dat opleidingsjaar hij voor mijn beoordeling  begon te vrezen, omdat ik in het raadkameroverleg zonder terughouding meepraatte, wat kennelijk toen nog geen gewoonte was en de kamerpresident zich daar wel aan irriteerde. In Alkmaar was dat gewoon geweest en werd het juist geanimeerd. Maar deze rechter was verbaasd toen bij de vaststelling van mijn beoordeling de kamervoorzitter juist mijn inbreng op prijs bleek te stellen en wel toekomst voor mij in de rechtbank zag.

Ook nadien heb ik mij niet beperkt tot het traject tussen mijn in-, en uitbakje, wat kennelijk verwacht werd, maar heb me ook met het verdere administratieve verloop van een zaak bemoeid. Bij de jaarlijkse beoordelingen was een item “omgaan met personeel”. Op de waarderingsschaal A-E werd standaard altijd het neutrale “C” hiervoor gegeven. Tot mijn verbazing prijkte daar op een gegeven moment een “D” op mijn beoordeling.  Het administratieve personeel had hierom gevraagd. Mijn wat bredere aanpak had ook tot gevolg dat ik meer betrokken raakte bij administratieve procedures. Uit nieuwsgierigheid werkte ik ook bij de Raad van beroep om te leren wat daar nu eigenlijk omging. Toen het Ministerie van justitie landelijke commissies optuigde om een begin te maken met de werklastmetingsystematiek, stuurde de rechtbank Amsterdam mij daarop  af. Veel belangstelling leefde in de rechtbank niet voor dit onderwerp. Ik was er niet op uit geweest, maar het interesseerde mij wel. Zo kwam ik onder de aandacht van het ministerie, die daarna menig beroep op mij heeft gedaan. Bij de integratie van de gerechten deed ik mee met  het implementeren van de Raden van beroep bij de rechtbanken. In het grote Berenschot onderzoek over de structuur en werkwijze van de nieuw gevormde gerechten werd ik als enige rechter voor de stuurgroep aangewezen. 

In 1988 mocht ik aan de slag in de rechtbank in Alkmaar als president. Vijf goede jaren bij een vertrouwd en ontspannen gerecht. In 1993 nodigde de president van het Gerechtshof  te Amsterdam mij uit voor een lunch in de Leidse straat te Amsterdam buiten het gebouw van het Hof. Er moest iets bijzonders aan de hand zijn. De zittende president van de Amsterdamse rechtbank had te kennen gegeven met pensioen te zullen gaan. De Hof president polste mij naar ik begreep mede namens het Ministerie voor de vrijkomende functie. Ik heb hem toen ingelicht over het oorlogsverleden van mijn ouders. Amsterdam is een stad, die in de oorlog zeer geleden heeft en een groot aantal Joodse inwoners telt.  Ik wist dat dat oorlogsverleden bekend was ook binnen de rechtbank. Ik verraste de Hof president hiermee. Hij dacht hierover na. Maar hij zei: “Nee Reurt, dat verandert de zaak niet. De rechtbank heeft jouw ervaring in deze tijd van reorganisatie en integratie van gerechten nodig.” En zo geschiedde.

In 1993 trad ik aan voor wat tropenjaren zouden worden. Bij de intrede telde de rechtbank vierhonderd werknemers, waaronder tachtig rechters, de grootste rechtbank in Nederland. Bij mijn afscheid in 2002 waren het duizend werknemers, waaronder tweehonderd rechters. Een groei door integratie met de Raden van beroep en de Kantongerechten, de geboorte van een nieuwe afdeling vreemdelingenrecht en een verdubbeling van de toch al grootste afdeling strafrecht. De rechtspraak was toen het snelst groeiende onderdeel van het Departement. In de nieuwe organisatie moest veel verbeterd of alsnog ingericht worden: een inspraak orgaan, een afdeling voorlichting voor de snel groeiende publieke belangstelling en financiële kaders. De zwaarste taak werd de bescherming van rechters en medewerkers tegen de groeiende agressie van de onderwereld. Een steun was de toevloed van rechters met ervaring van elders. Onder hen een ervaren collega uit Dn Haag, die ons kwam versterken. Buiten mij om stelde hij een onderzoek in naar het oordeel van  de rechters over hun president. Toen hij mij hierover inlichtte en ik hem naar het resultaat vroeg, zei hij “Reurt, de collega’s houden van je.”

In 2002 begon het ambt mij zwaar te vallen. Zonder zichtbare oorzaak begon ik te vermageren. Later bleek diabetes 2 hier de oorzaak van te zijn. Mijn staf raadde mij aan weer meer zittingswerk te doen naast alle vergaderingen, tegen het verzuren. Ik sprak in die tijd met een psychiater. Ik vertelde hem mijn levensverhaal te beginnen met de jongste jeugd tot mijn recente klachten. Ik vroeg mij af waar mijn energie en verlangen dit alles te doen vandaan kwam. Hij begon te lachen: “Maar Reurt, je bent je hele leven bezig geweest de schuld van je ouders aan de samenleving te vereffenen. Maar de rekening is nu voldaan.”

 

. Het was winterweer, maar de woning die aangeboden werd, was ruim, voorzien van een nephaard en bood door de bescheiden prijs ook verbouwingsmogelijkheden. Niet zonder twijfels en uiteenlopende adviezen, besloten we de sprong te wagen. Als het niet zou bevallen, konden we ons boeltje weer oppakken en verder verhuizen. Nu vijftig jaar geleden.n alle tachtig tegelijk te praten. Lang duurde het niet. Nadat zij in omgekeerde ceremonie de zitplaatsen weer hadden ingenomen, verklaarden de beide advocaten dat hun cliënten met het voorstel instemden. Ik meldde dat iedere partij de eigen proceskosten moest betalen en wenste beide koren, het Standvaste Koor Amsterdam en het Standvaste Koor Nederland, ieder nog veel zang genot.

Agrarisch.

Een mens ontstaat uit vier grootouders. Voor mij zijn dat van vaderskant twee rasechte Amsterdammers en van moederskant een grootvader nog geboren op een boerderij in het Groningse dorp Meeden, en een grootmoeder uit een deftig milieu in Haarlem. Ik voel mij een mengeling van stad en boerenland, of eigenlijk geen mengeling maar een in mij  naast elkaar leven van Amsterdam, Haarlem en Groningen: mijn hoofd-, studie-,  en werkstad Amsterdam, de plaats waar ik ben opgegroeid Haarlem, en het boerenland, waar ik  nu al vijftig jaar met Peta woon. Wij troffen elkaar vijf en zestig jaar geleden in het Nederlandse Studentenorkest onder leiding van Jan Brusse aan de achterste lessenaar van de altviolen. Wij waren alle twee nog niet zo gevorderd op dit instrument. Een tournee gedurende bijna de hele maand januari. Wij kibbelden veel, maar ten slotte raakte het aan. Het ging ook niet meer uit.

Peta voltooide de daarop volgende jaren de medicijnenstudie en ik na een valse start de rechtenopleiding.  Wij zijn getrouwd en onze zoon kondigde zich al snel aan. Ik vervulde mijn dienstplicht. We hebben daarna ook nog twee dochters gekregen. Peta heeft gewerkt op verschillende consultatie bureaus in de kop van Noord-Holland en ik bij de rechtbanken Alkmaar en Amsterdam. De woningen waren in volgorde een zolder verdieping in Amsterdam, een flat en een rijtjes huis in Alkmaar en een hoekhuis in Heiloo. De behoefte aan woonruimte groeide, maar de omgeving om die te vinden lag steeds verder weg.  In de rechtbank Amsterdam aan de Prinsengracht was geen werkruimte voor mij: ik werd geacht thuis te werken en alleen voor de zittingen naar Amsterdam te komen. Wij zochten ook naar meer ruimte om Peta’s vader een onderdak te kunnen bieden. Wij keken daarom uit naar een ruimere behuizing. In Heiloo, Alkmaar en Bergen  waren zulke woningen niet betaalbaar. Wij begonnen ook rond te kijken in plaatselijke dorpen, die Peta vertrouwd waren geraakt.

In februari 1975 gingen we op een advertentie af van een ruime woning met een stuk grasland in Oostwoud, een ons onbekend dorp in de buurt van Med

Als stadsmens was ik vertrouwd met Amsterdam en vond mijn weg en werk in deze grote stad.  Thuis werd het boerenland in wat thans een buurtschap wordt genoemd. Alle voorouders kwamen aan hun trekken. Nadat Peta en ik ieder met pensioen waren gegaan, was het buitenleven wat we verkozen met een tuin en schapen.

Moe. 

Na twee jaar Alkmaar deed ik mijn intrede in de rechtbank Amsterdam als griffier van een strafkamer met een opleidingsdoel (Raio). Ik had in Alkmaar al twee jaar strafrecht ervaring opgedaan. Een van de rechters in die kamer vertelde mij later, dat in de loop van dat opleidingsjaar hij voor mijn beoordeling  begon te vrezen, omdat ik in het raadkameroverleg zonder terughouding meepraatte, wat kennelijk toen nog geen gewoonte was en de kamerpresident zich daar wel aan irriteerde. In Alkmaar was dat gewoon geweest en werd het juist geanimeerd. Maar deze rechter was verbaasd toen bij de vaststelling van mijn beoordeling de kamervoorzitter juist mijn inbreng op prijs bleek te stellen en wel toekomst voor mij in de rechtbank zag.

Ook nadien heb ik mij niet beperkt tot het traject tussen mijn in-, en uitbakje, wat kennelijk verwacht werd, maar heb me ook met het verdere administratieve verloop van een zaak bemoeid. Bij de jaarlijkse beoordelingen was een item “omgaan met personeel”. Op de waarderingsschaal A-E werd standaard altijd het neutrale “C” hiervoor gegeven. Tot mijn verbazing prijkte daar op een gegeven moment een “D” op mijn beoordeling.  Het administratieve personeel had hierom gevraagd. Mijn wat bredere aanpak had ook tot gevolg dat ik meer betrokken raakte bij administratieve procedures. Uit nieuwsgierigheid werkte ik ook bij de Raad van beroep om te leren wat daar nu eigenlijk omging. Toen het Ministerie van justitie landelijke commissies optuigde om een begin te maken met de werklastmetingsystematiek, stuurde de rechtbank Amsterdam mij daarop  af. Veel belangstelling leefde in de rechtbank niet voor dit onderwerp. Ik was er niet op uit geweest, maar het interesseerde mij wel. Zo kwam ik onder de aandacht van het ministerie, die daarna menig beroep op mij heeft gedaan. Bij de integratie van de gerechten deed ik mee met  het implementeren van de Raden van beroep bij de rechtbanken. In het grote Berenschot onderzoek over de structuur en werkwijze van de nieuw gevormde gerechten werd ik als enige rechter voor de stuurgroep aangewezen. 

In 1988 mocht ik aan de slag in de rechtbank in Alkmaar als president. Vijf goede jaren bij een vertrouwd en ontspannen gerecht. In 1993 nodigde de president van het Gerechtshof  te Amsterdam mij uit voor een lunch in de Leidse straat te Amsterdam buiten het gebouw van het Hof. Er moest iets bijzonders aan de hand zijn. De zittende president van de Amsterdamse rechtbank had te kennen gegeven met pensioen te zullen gaan. De Hof president polste mij naar ik begreep mede namens het Ministerie voor de vrijkomende functie. Ik heb hem toen ingelicht over het oorlogsverleden van mijn ouders. Amsterdam is een stad, die in de oorlog zeer geleden heeft en een groot aantal Joodse inwoners telt.  Ik wist dat dat oorlogsverleden bekend was ook binnen de rechtbank. Ik verraste de Hof president hiermee. Hij dacht hierover na. Maar hij zei: “Nee Reurt, dat verandert de zaak niet. De rechtbank heeft jouw ervaring in deze tijd van reorganisatie en integratie van gerechten nodig.” En zo geschiedde.

In 1993 trad ik aan voor wat tropenjaren zouden worden. Bij de intrede telde de rechtbank vierhonderd werknemers, waaronder tachtig rechters, de grootste rechtbank in Nederland. Bij mijn afscheid in 2002 waren het duizend werknemers, waaronder tweehonderd rechters. Een groei door integratie met de Raden van beroep en de Kantongerechten, de geboorte van een nieuwe afdeling vreemdelingenrecht en een verdubbeling van de toch al grootste afdeling strafrecht. De rechtspraak was toen het snelst groeiende onderdeel van het Departement. In de nieuwe organisatie moest veel verbeterd of alsnog ingericht worden: een inspraak orgaan, een afdeling voorlichting voor de snel groeiende publieke belangstelling en financiële kaders. De zwaarste taak werd de bescherming van rechters en medewerkers tegen de groeiende agressie van de onderwereld. Een steun was de toevloed van rechters met ervaring van elders. Onder hen een ervaren collega uit Dn Haag, die ons kwam versterken. Buiten mij om stelde hij een onderzoek in naar het oordeel van  de rechters over hun president. Toen hij mij hierover inlichtte en ik hem naar het resultaat vroeg, zei hij “Reurt, de collega’s houden van je.”

In 2002 begon het ambt mij zwaar te vallen. Zonder zichtbare oorzaak begon ik te vermageren. Later bleek diabetes 2 hier de oorzaak van te zijn. Mijn staf raadde mij aan weer meer zittingswerk te doen naast alle vergaderingen, tegen het verzuren. Ik sprak in die tijd met een psychiater. Ik vertelde hem mijn levensverhaal te beginnen met de jongste jeugd tot mijn recente klachten. Ik vroeg mij af waar mijn energie en verlangen dit alles te doen vandaan kwam. Hij begon te lachen: “Maar Reurt, je bent je hele leven bezig geweest de schuld van je ouders aan de samenleving te vereffenen. Maar de rekening is nu voldaan.”

 

 Lijst van de verhalen.

De Grote wereld.

Het Heelal.

Het Kleinste deeltje.

Het Geloof.                                                                                                              

De Macht.

De Bovenwereld.

De Geschiedenis. 

Het Klimaat.

De Boer.

De Cultuur.

De Tuinman.

De Tuinman.                                                                                                                         

Het Kasteel.

Het Park.

De Rechtspraak.

Geschiedenis.

Zwarte gaten.

Een heel gezelschap.                                                                                                             

Gerechtsgebouwen.                                                                                                  

De verbeelding van de rechtspraak. 

De Onderwereld.

Verslaving.   

De uithalers.                                                                                                           

Anoniem.

Peter R. de Vries.

Vreemdelingen.

 Welkomen gasten.

Ongewenste vreemdelingen.

Vreemdelingen in de toekomst.

Tussen Goed en Kwaad.

De Opstandigen.

Dier of Mens.

Het Geloof.

Dichtbij en Veraf.

De Kindertoeslagen affaire.

Tussen goed en kwaad.

Diverse Nederlanders.

De Koning.

Prins Carnaval.

De Rijdende Rechter.

De Sneeuwpop.   

Klaas Vaak.                                                                                                    

Sint & Piet.

Noordoost Groningen.

De gaswinning.

Drie in de pan.

Een droom.

 

De grote wereld.

Het Heelal.

Ver buiten het menselijke voorstellingsvermogen liggen de verhoudingen in het heelal. Er is met de nieuwste telescoop een signaal opgevangen, afkomstig van het verst gelegen gedeelte van de ruimte. Dit heeft er dertien en een half miljard jaar over gedaan ons te bereiken. Licht is het snelste dat we kennen. Door de ruimte kan licht reizen met een snelheid van bijna 300 000 kilometer per seconde. Een lichtjaar is de afstand die licht in een jaar kan reizen. Dat is ongeveer 9 460 000 000 000 kilometer. Ik zal U het grote aantal nullen besparen van de reis die dit signaal naar de Aarde heeft afgelegd. Het Heelal bevat honderd duizenden Melkweg stelsels, onafzienbaar en onvoorstelbaar. De hoeveelheid materie wijst op de aanwezigheid van antimaterie: een raadsel dat (nog) niet ontsluierd is. Er zijn geen aanwijzingen dat dit alles ergens centraal bestuurd wordt. Het lijkt langs zich ontwikkelende natuurwetten te ontstaan. De vraag naar de herkomst van dit alles en de vraag of er wel een herkomst is, blijft onbeantwoord.

Zwarte gaten ontstaan door de werking van de zwaartekracht. Instortingen van sterren leiden tot enorme opeenhoping van sterrenmaterie, waarvan de aantrekkingskracht zo groot is, dat niets hier aan kan ontsnappen, zelfs niet het licht. In deze zwarte gaten houdt alles op: de tijd, de natuurwetten, elke menselijke voorstelling. Een wereld op verschillende snaartheorieën en in tien dimensies. 

Welk deel van het heelal is bereikbaar voor de mensheid, als de Aarde vergaat?  De afstand van de aarde tot de zon is ongeveer zeven lichtminuten: de tijd waarin een lichtstraal van de zon de aarde bereikt. De Maan is  wellicht bereikbaar als die niet met de Aarde is vergaan. Dit is het beeld van de Aarde vanaf de maan gezien. De onherbergzame planeet Mars lijkt nauwelijks in aanmerking te komenj voor een menswaardig bestaan. De mens is beperkt door de genoemde maximum snelheid in het Heelal en de eigen levensduur. We zullen het dus met de Aarde moeten doen als enige haalbare en bewoonbare plek op de nog juiste afstand van de Zon.

Onze planeet staat bloot aan van alles en nog wat dat door het heelal slingert, zoals puin, grote brokken steen en planeetjes. De aarde heeft al eerder onzachte botsingen ervaren. Er wordt gewerkt aan veiligheidsmaatregelen nu we tijdig dit dreigende gevaar kunnen zien aankomen en wellicht met raketten uit de baan kunnen duwen.

 De Aarde is niet onze aangewezen plek voor alle eeuwigheid. Het zonnestelsel zal ooit, ooit ten ondergaan in een zwart gat, maar ooit, ooit is voordien de mensheid allang verdwenen. Maar of deze mensheid dit ook nog zal beleven lijkt onwaarschijnlijk. Het heeft er de schijn van dat de mensen al eerder zelf een einde zullen hebben gemaakt aan de bewoonbaarheid van onze Aarde. De ontwikkeling van lange afstandsraketten kan heilzaam zijn tegen puin uit de ruimte, maar wordt gebruikt om de Aarde zelf te bestoken. Nucleaire toepassingen hebben de vernietigingskracht zo op gevoerd, dat mensen in staat zijn de Aarde zelf geheel onbewoonbaar te maken. De menselijke zorg voor de Aarde lijkt niet gericht op lang gebruik. De oorlog in de Oekraïne is hoofdzakelijk gericht op vernieling en vernietiging, de zeeën worden gebruikt als massale afvalbakken en de delfstoffen uitputting wijzen niet op zorg voor de toekomst.

Het kleinste deeltje.

Een speld is heel klein en maakt nauwelijks hoorbaar geluid als het valt. Maar we kunnen het nog net zien, al moeten we misschien daarvoor een bril opzetten. Voor nog veel kleinere voorwerpen en beestjes moeten we een microscoop gebruiken.

Alles om ons heen is uit atomen opgebouwd. Het proton is een alledaags deeltje in het heelal. De protonen zijn de belangrijkste bouwstenen van het atoom. Atomen bestaan uit een kern van protonen en neutronen, waar omheen negatief geladen elektronen cirkelen. Een proton bestaat uit drie kleinere bouwsteentjes, genaamd quarks. De wetenschappers weten nog lang niet alles van deze protonen. Je kunt ze niet zien, maar wel hun bestaan vaststellen door theorieën op te stellen, die dan op verschillende punten op hun juistheid aan de werkelijkheid worden getoetst.

De ontdekkingen van het heelal en het onderzoek naar protonen hebben nog niet met elkaar te maken. Eén natuurkunde voor beiden is er (nog) niet. Alle ontdekkingen en theorieën maken het wonder waarvoor de mensheid staat alleen maar groter. Ook de natuurkunde klinkt de leek als een sprookje in de oren.

Het geloof.

De visie op het grootste en het kleinste deel in onze wereld, is even onbegrijpelijk als alle andere verklaringen die de mens in de loop van duizenden jaren aan haar of zijn bestaan heeft gegeven. De wetenschappelijke verklaringen zijn voor niet-ingewijden onbegrijpelijk. Ook die eindigen met een levensgroot vraagteken.

Er zijn altijd mensen geweest die zelf bedachten hoe een en ander van het leven in elkaar stak en dat als enige wijsheid uitventten. Het voor de mens onverklaarbare werd aan hogere machten, goden, duivels en kwade geesten, of aan engelen en heiligen toegeschreven, uitgerust met menselijke eigenschappen. Gezaghebbers en heerser hebben er belang bij gehad dat de onderdanen hun visie op de werkelijkheid volgden. Het leven, het geloof en het gezag zijn nauw met elkaar verbonden. Ziekenzorg en armoede bestrijding waren vooral een godsdienstige aangelegenheid. Oorlogen ook. Wie in een bepaalde religie gelooft kan die van een ander moeilijk als gelijke aanvaarden. Dit doet afbreuk aan de eigen waarheid. Deze visie op de werkelijkheid staat niet open voor relativering.

Is dit alles erg? Hindert de wetenschap het geloof? Beiden zijn voor de mens onbegrijpelijk, een sprookje. Een verhaal over God of over het Heelal.  Toch zijn hoge Pieten het er nog niet over eens.

Stephen Hawking behoort tot de knapste geleerden waar het ons heelal en  ontstaan betreft. Hij was aangetast door een slepende ziekte en was aangewezen op een rolstoel. Een ongelofelijk mens. Hij kreeg met de kloof tussen geloof en wetenschap te maken bij zijn audiëntie aan de Paus. Deze sprak zijn waardering voor het werk van de geleerde uit, maar claimde het laatste woord voor de geestelijken waar het de verdere vragen naar het leven en  God betreft. Hawking zweeg hierop, maar dacht wel: “Je moest eens weten waar we allemaal mee bezig zijn.”

Het  gaat over het wonder van ons zijn op Aarde. Wat daaraan vooraf is gegaan en wat daarop volgen kan, lijkt voor ons dagelijks leven en sterven weinig van belang. We moeten het doen met iets wat we bevatten kunnen, iets wat we met anderen kunnen delen. Wetenschap en Geloof zijn dan geen tegenstelling meer.

De Macht.

Wie heeft het op Aarde voor het zeggen? Velen dromen, maar weinigen sturen. Rijkdom geeft nu eenmaal macht, er zijn gekozen leiders en zelfbenoemde bazen. Er zijn drie staten de machtigste: Amerika, China en Rusland. Die voeren met elkaar een ingewikkelde dans uit waarbij het evenwicht tussen hen bewaard moet blijven. Toen de leider van het Russische rijk, Poetin, zijn legers ten Noorden van China samentrok om grensgeschillen op te lossen, verscheen de zesde Amerikaanse vloot in de Chinese zee voor oefeningen. Poetin droop af. In de door Rusland ontketende Oekraïense oorlog heeft China zich op de vlakte gehouden. Het bezocht een bijeenkomst aan deze oorlog gewijd van neutrale landen. Toen Iran de Hamas bewapende om hen tegen Israel en indirect tegen Amerika in een oorlog te jagen, heeft de Chinese president een openlijk bezoek aan de Amerikaanse president afgelegd, ondanks de economische spanningen tussen de beide landen. Deze twee leggen druk op de strijdende partijen de oorlog te beëindigen. Zo wordt over de miljardensteun aan Oekraïne in Amerika openlijk geaarzeld. De procedure tot toetreding tot de NAVO wordt na eerdere aarzelingen ineens in gang gezet. Rusland moet wel zijn rol als derde macht in het driemanschap kunnen blijven spelen..

Oorlogen ontstaan als er een machtsevenwicht verstoord raakt en geprobeerd wordt dit uit te buiten, doorgaans bij buurlanden. De sterken voeren de oorlogen altijd in andermans land. Het zijn vaak ook leiders die intern niet zo sterk staan en een gemeenschappelijke vijand creëren om de interne opponenten tot zwijgen te brengen. De naam Napoleon komt dan boven drijven. Het blijft een wankele situatie in onze wereld, waarbij zo nu en dan iets omvalt.

De mensen zijn zelf hun ergste vijand, hierin gesteund door leiders voor wie macht telt. De technische vooruitgang heeft iedereen dichter bij elkaar gebracht en de gevolgen van oorlog vertienvoudigd. De geestelijke ontwikkeling van de mens heeft hiermee geen gelijke tred gehouden. De oude mens met nieuwe wapens is een onzeker bestaan.

 

De Bovenwereld.

Geschiedenis.

Nederland is een klein land, met bijna 18 miljoen inwoners de dichtst bevolkte staat van West-Europa. Het is in grootte de achtste economie. Het heeft een grote export van agrarisch producten en is sterk in de dienstverlening; het is een grote investeerder in Amerika. Bij de laatste Olympische zomerspelen zevende in het medaille klassement. 

Als de Zeven Verenigde Nederlanden ligt er een grote geschiedenis achter ons op zee, in de handel en in de geldwereld. Onze staatsgeschiedenis begint als het Koninkrijk der Nederlanden in 1815, maar dan is de grote bloei, de Gouden Eeuw, al voorbij. Onze voorvaderen en voormoeders stichtten een wereldrijk over de hele Aarde verspreid. Dit alles is in de Tachtigjarige Oorlog aan de Spaanse Koning ontworsteld.

De lage landen aan de Noordzee raakten in twee verschillende kampen verdeeld: de zuidelijke provincies nog onder Habsburgs gezag katholiek, de Unie van Atrecht (Arras), thans grotendeels België, en de noordelijke Nederlanden, waar het katholicisme eeuwen lang verboden is geweest, de Unie van Utrecht. De Engelsen en de storm hebben de Armada die door Spanje onze kant was opgestuurd, vernietigd. Van die klap hebben Philips de Tweede en Spanje zich niet meer hersteld. Alleen in ons Volkslied wordt hij nog geëerd. De Engelsen en Nederlanders waren de op zee de baas. Maar dat gaf een rivaliteit die in vier zeeoorlogen is uitgevochten in ons nadeel. Het Britse Koninkrijk was in de negentiende eeuw het grootste ter wereld, het Engels werd de wereldtaal. Maar de Nederlanders bleven varen en handelen.

Zo blonken zij uit in de slavenhandel en transport. In Brazilië, Zuid-Afrika en Suriname werd het werk op de plantages door slaven gedaan. Nederlandse kooplieden werden er rijk van. Inmiddels zijn er door onze minister-president en Koning in speeches excuses aangeboden voor het slavernij verleden. Een verzoek om in onderhandeling te treden over schadeloosstelling werd afgewezen. Zoveel is er dus ook weer niet veranderd.

Ons land is niet alleen welvarend, maar ook veelvarend, over alle zeeën naar alle mogelijke en onmogelijke havens en bestemmingen haalt en brengt het mensen en goederen. Maar langs deze wegen reizen ook de ongewenste zaken en personen. Zo is Nederland een verzamel- en verzendplaats geworden van het goede en het kwade. Het buitenland noemt ons een “Narcostaat” en heeft daarin niet helemaal ongelijk.  

Maar veel van dat alles is verleden tijd. Wat gebleven is, is een handels netwerk dat de gehele aardbol omspant. Nederland is een open economie met veel contacten naar en van overal, centraal ingebed in de West-Europese landen gemeenschap. Nederland ligt tussen drie Europese grootmachten Engeland, Frankrijk en Duitsland. Met alle drie hebben we oorlogen moeten uitvechten: met Engeland de genoemde zee oorlogen en door Frankrijk en Duitsland zijn wij bezet geweest. Maar geen van de andere ons omringende landen kon de bezetting van dit kleine centraal gelegen land door een vijandige macht tolereren. Zo zijn wij nog steeds een klein en rijk land in onafhankelijkheid.

Het klimaat.  

Nederland ligt aan zee, aan de Noordzee en aan de Waddenzee. De kusten hebben daarom een zeeklimaat. Dat is een klimaat waarin kou door het zeewater wordt getemperd en hitte niet al te veel oploopt. Dit deel van Nederland ligt grotendeels beneden de zeespiegel. Hier en daar al heel wat meters. Meer land inwaarts rijst de bodem omhoog, in het oosten en zuidoosten boven zee niveau, in Zuid Limburg zelfs tot de heuvel de Cauberg op 69 meters hoogte, voor wielrenners een gezochte plek. Hier heerst een gematigd klimaat met meer uitgesproken temperaturen: winters een paar graden kouder, zomers wat warmer dan aan de kust. In dit kleine land heerst soms een temperatuur verschil van acht graden.

Tussen het Westen en het Oosten ligt het IJsselmeer. Een eeuw geleden werd dit ingedamd door de Afsluitdijk en is dit een zoet water reservoir geworden, gevoed door de Rijn delta en met name door de IJssel. Steeds meer wordt dit de drinkwatervoorraad voor ons land. De Afsluitdijk blijkt achteraf een zegen, het vele onderhoud eraan lijkt welbesteed en duurt voorlopig nog voort.    

De watersnoodramp  van 1953 was een groot drama met veel slachtoffers. Naar aanleiding daarvan zijn de Deltawerken uitgevoerd en is er veel aandacht besteed aan ons dijkenstelsel. We hebben ons land ooit in het westen ontworsteld aan de zee en houden het zoute water nog wel even buiten de deur. Een zeespiegel stijging van drie meter kunnen we technisch nog opvangen

De boer.

Nederland heeft zich verplicht in 2015 in Parijs tot een grote inspanning op klimaatgebied. Een inspanning die is uitgedrukt in meetbare resultaten. Het belangrijkste doel van het Klimaatakkoord is de CO2-uitstoot in 2030 met 49% te verminderen vergeleken met 1990. In 2050 moet de uitstoot van broeikast gassen  met 95 % zijn afgenomen. Er is in Nederland gedurende de jaren hierna geen haast gemaakt met het realiseren hiervan. In die jaren is de veeteelt met name sterk bevorderd. In  2015 is het verdelingssysteem van de melkquota afgeschaft met een explosieve groei van de melkproductie als gevolg. De banken, vooral RABO, hebben de boeren gestimuleerd in hun investeringen van verder gaande apparatuur, schuren en koeien.

Dit leidde tot een grote uitstoot van fosfaten en stikstof. Eind 2015 werd daarom het systeem van fosfaatrechten ingevoerd. Boeren mochten vanaf 2018 niet meer fosfaat uitstoten dan ze in de zomer van 2015 hadden gedaan. Dat betekende dat het aantal melkkoeien toch niet omhoog kon. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 2 november 2023 beslist dat de Rabobank boeren die met het oog op de opheffing van de melkquota hun stalruimte wilden uitbreiden, had moeten waarschuwen dat mogelijk nieuwe productiebeperkende maatregelen konden worden genomen. Het bewijs hiervoor moet door de Rabobank per geval worden geleverd. Dat kan nog een financieel bloedbad worden

Dé boeren bestaan niet. Geen enkele boer is hetzelfde. De een werkt om zijn kinderen een melkbedrijf na te laten, de ander zonder nazaten staat vrijer tegenover de toekomst. Deze zit tot over zijn oren in de schuld bij de bank door vergaande investeringen en een lage melkprijs, de ander heeft veel geërfd en een financieel gezond bedrijf. Een boer zonder minstens 180 koeien telt in eigen ogen niet mee. Mijn indruk is dat sommige Nederlandse boeren er naar streefden heel West-Europa van melk en boter te kunnen voorzien. In de visserij was ook zoiets gaande met de pulsvisserij. Maar daar zat West-Europa niet op te wachten. China werd een goede klant van onze melkpoederfabrieken. In 2015 wist de linkerhand van kabinet Rutte 2 kennelijk niet wat de rechter deed. Rutte 4 betaalde hiervoor de prijs. Sommige boeren hebben hun bedrijf ver van de kwetsbare natuurgebieden, andere zijn daar buren van. Een algemene oplossing voor alle boeren bestaat niet, het zal per boerenbedrijf moeten worden geregeld.

Nu de te halen klimaatdoelen in zicht komen, is het getij van de boeren gekeerd. Was de planning daarvoor aanvankelijk op 2030 gericht, nu is het streven tot 2035 afgeschaald. Een deel van de boeren wil mee denken en mee doen, maar op hun manier of zien een mogelijkheid voor een aantrekkelijke prijs hun bedrijf te beëindigen. Anderen zijn de wanhoop nabij nu er een grote schuldenlast drukt en alleen het doorgaan op grote voet nog een uitweg biedt.

Geen woordenvloed kan deze verschillen en geschillen overbruggen. De regering moet de klus voorlopig zelf maar zien te klaren. De uitslag van een eventuele machtsstrijd lijkt voorlopig niet in het voordeel van de regering uit te vallen. Het Boerenprotest is menens.

De cultuur.

Ons land heeft anders dan de ons omringende landen een wat afwijkende sociale structuur. Na de geboorte van onze republiek van de Zeven Nederlanden was het niet de adellijke bovenlaag, die zoals elders de feitelijke en culturele boventoon voerde, maar een gegoede middenklasse die het geld en de macht bezaten en die de cultuur bepaalde. De paleizen elders zijn de statige huizen aan de Grachtengordel. De rijke kooplieden bepaalden het kunstzinnige klimaat. Handelsschepen meren aan iedere kade. Kooplieden passen zich aan vele culturen aan. De pas verworven vrijheid na het Spaanse juk gaf ruimte voor een eigen godsdienstige en culturele ontwikkeling. Sedertdien lopen de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden uiteen. Kunstenaars, schrijvers en filosofen, die elders geen veilige plek konden vinden, streken in Nederland neer. Zo ontstond hier cultureel een “Gouden eeuw”. De schilderkunst nam een grote vlucht, muziek en filosofie bloeiden. De Protestantse godsdienst versplinterde.

Ook heden ten dage speelt cultuur een grote rol. Veel mensen zijn van arbeider consument geworden en beschikken over meer vrije tijd en geld dan ooit. Vakantie bestemmingen zijn in trek. Het is het tijdperk van muziek bij de wachtstand van de telefoon en de altijd spelende radio en televisie. De dans- en kerkmuziek van weleer klinkt nu als “klassiek”. Popmuziek is overal. Is dat misschien de klassieke muziek voor een verdere toekomst? De jazz en spirituals schuiven al in die richting.

In Nederland speelt het Koninklijke Concertgebouw Orkest op wereld niveau, de opera is van hoog gehalte. Nog nooit waren er zoveel jeugd- en studenten orkesten en wat spelen ze goed! De sportbeoefening heeft de wind in de zeilen. Hier getuigt de gestage groei in de medaille klassementen van de Olympische Spelen.

Niet alle rijkdom aan tijd en geld wordt evengoed besteed. De “ scherm”-tijd van tieners baart zorgen. Ik ben nog groot geworden met de uitdrukking ”Ledigheid is des duivels oorkussen”. Het wordt tijd voor een modernere variant.

 De Inwoners.

Nederland kent heden ten dage een bont samengestelde bevolking. Ons grote rijk in het verleden en de vele handelsroutes hebben veel en veelsoortige mensen hier naar toe gebracht. Etnische discriminatie, het achter stellen van personen die tot een bepaalde bevolkingsgroep behoren zonder daarom zelf te hebben gevraagd, is een maatschappelijk verschijnsel. Ik heb geprobeerd daar vrij van te blijven, maar ik merkte dat ik bij een voetbalwedstrijd tussen twee dorpen, Midwoud en Oostwoud, partij voor mijn eigen dorp Oostwoud trok, zonder de deelnemende voetballers persoonlijk te kennen. In een zogenaamd vriendschappelijk treffen tussen Nederland en België hoopte ik op een Nederlandse zege en bij de schaakwedstrijd tussen de Sovjet Unie tegen de Rest van de Wereld deed het mij deugd dat de Rest nipt wonWat meer nabij is krijgt natuurlijkerwijze meer begrip en steun dan het verder afgelegene. De taal is ook een bindmiddel tussen mensen uit eenzelfde groep. Familiebanden zijn het sterkst zonder dat van veel keuze vrijheid van de betrokken gezinsleden sprake is geweest.

De Tuinman.

Het Park.

Het park van de politiek in Nederland ziet er keurig uit. Goede paden, opgeruimde gazons en bloemen als was het de Keukenhof zelf. Richting aanwijzers en wat terrasjes. Je kunt er niet verdwalen, want altijd zie je in de verte het torentje. De wandelaar geniet, de Tuinman weet beter.

 Zoals in elk goed park zijn er spelregels. Niet buiten de paden treden, geen dieren voeren, geen vernielingen aanrichten. Ook voor onze politiek zijn er spelregels, opgesteld door de Franse wijsgeer Montesquieu. Die zijn de basis van onze samenleving. Deze worden, zoals in een nette bloemenhof betaamd, ook uitgevoerd. Onze wetgever de Staten Generaal stelt de wetten vast, de regering voert ze uit, de rechterlijke macht controleert. Voor de argeloze wandelaar lijkt alles in orde.

Maar de Tuinman heeft mensen in de bosjes zien verdwijnen. Wat deden ze daar? Alleen de regering heeft de portemonnee op zak en heeft de macht in handen, wat zal zij zich dan van de andere machten nog aantrekken? Daar kan de Tuinman niet achter komen, want alles wat in de bosjes gebeurt is Staatsgeheim om burgers er buiten te houden.

Het kasteel.

Maar de Tuinman wil weleens weten wie al die mensen nu eigenlijk zijn en wat ze in het gewone leven doen. Men zegt dat ze met zijn allen in Den Haag op een oud kasteel samen komen en met iets bezig zijn, maar wat dat precies is, kunnen ze de Tuinman niet goed uitleggen. Hij wil daar weleens zelf gaan kijken. En zo reist de Tuinman naar Den Haag voor een spannend avontuur.

De Tuinman staat bij het Kasteel. Een imposant bouwwerk en heel oud. Er valt niet direct wijs uit te worden. Daarom een Gids genomen en samen gaan ze op pad. De Gids  vertelt over de geschiedenis van eeuwen geleden. Telkens nieuwe bewoners die weer verbouwden en aanbouwden, zodat niemand er meer wijs uit kon worden. Hij is een van de weinigen die hier de weg nog kent.

Eerst gaan de Tuinman en de Gids naar het gedeelte waar mensen gevangen worden gehouden. Dat zijn er best veel. Ze zitten opgesloten in een grote ruimte. Soms worden ze gelucht. Ze mogen dan wel praten en schreeuwen, maar alle omstanders hebben een koptelefoon op zodat ze daar niets van hoeven te horen. Waarom ze daar zo zitten weet eigenlijk niemand, zij zelf ook niet. Hoe wanhopiger zij worden, des te bozer is de rest.

De buren zijn een stuk vrolijker. Daar is net een huwelijk gesloten tussen de moeder van de Roden en de vader van de Groenen. Zij hebben een pastoor gevraagd om het huwelijk in te zegenen en meteen ook de leiding over de roodgroenen op zich te nemen. Iedereen is opgewekt.

In het kerkelijk gedeelte zitten drie groepjes. Ze praten onder elkaar, maar niet met elkaar. Vroeger was er altijd ruzie tussen deze groepjes. Maar nu brengen ze elkaar niet meer naar de brandstapel, maar mag iedereen vrij zijn eigen geloof belijden. De Gids wijst erop dat deze groepjes nog steeds niet tevreden zijn en proberen wetten er door te drukken voor iedereen, omdat alle mensen zich naar hun geloof moeten gedragen. De Tuinman kan niet begrijpen, dat jezelf vrij wil zijn, maar anderen naar jouw pijpen laat dansen.

Zij komen nu in het gedeelte van de cellen, waar telkens maar één iemand tegelijk in kan wonen. Daar is het een drukte van belang: er zijn twee eenlingen die iedereen wil spreken. Er is een stevige vrouw, die zich op een Boerentrekker naar de Burcht heeft Begeven. Daarnaast woont een tenger heertje, die hier is weggestopt om Elders te zijn. Iedereen is bang voor hem, omdat hij de waarheid zegt.

Ten slotte gaan onze twee naar het Torentje. De Tuinman is benieuwd, omdat hij het Torentje van uit zijn tuin kan zien. Maar het valt ook hier tegen: het lijkt nog steeds uit een stripverhaal te zijn weggelopen. Ze klimmen naar boven. Er is niemand anders dan een vriendelijke mijnheer die aan een bureau zit. Hij zit daar al dertien jaar, soms alleen, maar ook wel omgeven door een stoet mensen, die hij dan naar zijn hand  kan zetten. Men zegt dat hij daar langer dan wie dan ook zit. De vriendelijke mijnheer knikt vriendelijk naar de Gids, maar van de Tuinman neemt hij geen notitie.  

Hier eindigt de rondleiding. De Tuinman bedankt de Gids en vraagt hem of het geen akelig werk is steeds tussen al die vreemde en akelige mensen te zijn en om in een oud kasteel vol oud zeer rond te lopen. De Gids denkt na en zegt: “Ja, het is hier vreselijk. Om een nieuw begin te maken en alle ellende van nu en vroeger te vergeten moet dit gezelschap naar een nieuw gebouw verhuizen en alle viezigheid hier achter laten. In dit oude gebouw kan niets goeds meer groeien. Maar ja, dan ben ik mijn baantje kwijt en de mensen houden nu eenmaal van enge verhalen. De Tuinman keert terug naar zijn tuin. Hij heeft bij de cellen wel een paar mensen herkend, die in de tuin de struikjes onveilig maken. Hij vindt ze zielig. Hij heeft een paar bomen gepland om het torentje niet langer te hoeven zien.

Het  Park.

De Tuinman is tevreden. Hij heeft een mooi park. Iedereen komt er graag. Vele bussen vol met toeristen bezoeken het park in de zomer: duizenden gasten uit Japan, China en Korea. Met de buschauffeurs zijn goede afspraken gemaakt. Er is een grote groep vrijwilligers, die iedere dag helpt met de verzorging van de perken en het schoon houden van de paden, een hechte groep vol gezelligheid. Het marcheert goed.

Ook in het gezin loopt het wel. De Tuinvrouw en de Tuinman hebben drie kinderen gekregen, twee jongens en een meisje. De oudste een jongen, genaamd Cor, heeft de hogere tuinbouwschool gedaan, maar is nu in de zaadhandel terecht gekomen. Hij moet veel reizen, maar het is een goede baan. Het meisje Eva werkt in de zorg. Zij is verpleegster, hard werken maar met veel voldoening. De jongste Rob heeft het syndroom van Down, maar is een opgewekte jongen. Hij kan klusjes in de tuin doen en maakt een tevreden indruk. Iedereen is aardig voor hem. De Tuinvrouw bestiert het huishouden, trekt veel met Rob op, en doet ook veel in het park. Zij is een ideale gastvrouw. Zij maakt zich wel zorgen, vooral over de toekomst van Rob. Eva maakt steeds ruzie met Cor. Zij windt zich op over de CO2-uitstoot van de bloemencultuur en over de toekomst van de Aarde. Cor ziet het probleem niet zo somber in.

Corona komt als een mokerslag. Die zomer is het park weer heel erg mooi, maar de paden blijven leeg, geen bussen meer, geen toeristen. De vrijwilligers groep verloopt onder de dreiging van besmetting. Het tuinpersoneel blijft bezig, maar voor wie? De kassa staat stil, de kosten lopen door. De Tuinman kan geld lenen van de Staat om zijn personeel te betalen, maar wat zal de toekomst brengen?

Geen toeristen meer. De reizigers uit de verre landen blijven thuis en komen niet meer terug. De bussen blijven op stal. Af en toe een wandelaar, maar daar kan de schoorsteen niet van roken. Er staan ieder dag mensen bij de poort met spandoeken tegen de uitstoot van de bloementeelt. De mensen uit het kasteel komen niet meer in de bosjes vergaderen. Zij houden niet van mensen met spandoeken. Het is gedaan, het park moet sluiten, het personeel gaat op zoek naar ander werk. Er zijn schulden gemaakt die afbetaald moeten worden. Een groot deel van het park wordt verkocht, een kleiner gedeelte met het grote huis kan blijven.

Cor heeft zijn werk in de zaadhandel verloren. Eva zegt haar baan in het ziekenhuis op en gaat samen met haar broer in het grote huis voor mensen met een verstandelijke handicap zorgen. Haar broertje is er daar een van. De Tuinvrouw en Tuinman wonen bij hen.

De Tuinman zit op een bank in wat nog van het park over is. Het regent een beetje. Hij denkt aan vroeger. Aan zijn mooie park vol mensen, aan zijn bezoek aan het Kasteel, aan het gefluister in de bosjes, aan de lening die hij van niets moest terug betalen en aan zijn zoon Rob, die jarenlang op de wachtlijst stond voor een plek waar hij zou kunnen wonen. Hij kwam nooit aan de beurt wegens personeelsgebrek. Het is harder gaan regenen. Hij denkt aan de Tuinvrouw, die zo trouw ondanks alle tegenslag bij hem bleef, hij denkt aan zijn kinderen en weet dat als je in nood komt er op hen te rekenen valt.                                                                                                             

De Eeuwige Slaap ziet de Tuinman zo zitten, zij heeft medelijden en zij ontfermt zich over hem.

 

De rechtspraak.

De rechtspraak is veelzijdig, soms apart en vaak tegenstrijdig. In sommige landen behoort de jury rechtspraak tot de grondslag van het rechtssysteem, elders wordt het juist tot iedere prijs vermeden. Er zijn plaatsen waar de doodstraf wordt uitgesproken en voltrokken, waar dit door anderen juist is afgeschaft. Ongewenste seksuele geaardheid wordt met zware straffen, ja met de doodstraf bedreigt, waar voor velen de gelijke rechten het uitgangspunt zijn. Daartegenover staat het streven van de mensheid naar vrede en rechtvaardigheid.

De Heksenwaag in Oudewater dateert uit de tijd dat vrouwen nog vervolgd werden, omdat ze heks waren. Er hebben ooit acht officiële wegingen plaats gevonden. Geen enkele bleek een heks te zijn. Zo werden vrouwen die in het nauw gedreven werden, beschermd.

Een hoogtepunt is de oprichting van de Volkerenbond en de bouw van het grote Vredespaleis voor de rechtspraak tussen de volkeren. Het is een broedplaats van interne conflicten.                                              

De afstand tussen de Heksenwaag in Oudewater en het Vredespaleis in Den Haag: is met de auto 30 minuten, in de rechtspraak meer dan drie-en-een-halve eeuw.

Geschiedenis.

De oorsprong van de rechtspraak is in dichte nevelen van de geschiedenis gehuld. Toch is vanuit het oogpunt van onderzoek hiernaar de situatie iets minder hopeloos dan het lijkt, omdat wetten en regels letterlijk in graniet werden gehouwen en vele jaren hebben doorstaan. De zuil van Hammurabi uit omstreeks 755 voor Christus bevat belangrijke regels uit de samenleving van de Assyriërs bijna drieduizend jaar geleden.

Voor onze samenleving is van bijzondere belang dat ons rechtssysteem al in de Romeinse tijd rond het begin van onze jaartelling al min of meer bestond. In de vele daarop volgende eeuwen is dit systeem niet alleen bewaard, maar ook in tact gebleven. Het bleef functioneren als bindend element voor de Europese samenleving. Het Romeinse recht werd door de eeuwen heen bestudeerd en onderwezen. Het werd de oorsprong van de rechtenstudie en rechtswetenschap in West-Europa. Strafpleidooien in het oude Rome door de advocaat en schrijver Cicero zijn tot op de dag van vandaag, tweeduizend jaar later, bewaard gebleven en zijn nog steeds juweeltjes van retoriek.

Net zo als de theologie en de medische wetenschap heeft ook het juridische systeem zich in de loop van de tijd verder ontwikkeld. Het is voor niet-ingewijden niet meer toegankelijk. Dat heeft het met alle wetenschap gemeen. Advocaten, notarissen, rechters hebben een jarenlange studie van het recht gemaakt en loodsen net als dokters ten aanzien van onze gezondheid de mensheid langs de voetangels en klemmen van het recht. Een medisch centrum zonder arts zet weinig zoden aan de dijk voor een patiënt, een juridisch adviesbureau zonder jurist lijkt van weinig nut voor wie zijn weg in het juridisch doolhof moet vinden.

Met het Franse recht, ingevoerd door Napoleon deed ook de vrederechter zijn intrede in ons land. Deze vormde de overgang van het “buurtrecht” naar de rechtspraak van beroepsrechters. Deze vrederechter, later bij ons kantonrechter gedoopt, behoefde aanvankelijk geen jurist te zijn, maar werd allengs opgenomen in de gewone rechtspraak en moest toen de titel van meester in de rechten bezitten. Tot 2002 waren er 62 kantongerechten, die bij de toen plaats hebbende fusie van de verschillende gerechten opgingen in de rechtbanken. Het aantal vestigingsplaatsen voor de rechtspraak werd toen teruggebracht tot 32. De behoefte aan een vrederechter dichtbij bij huis blijft echter bestaan.

Het wegvallen van de wijkagent, kerkelijke bindingen, de verbondenheid met het buurtgebeuren en het halveren van het aantal gerechten heeft een lacune gelaten in de “gewone mensen rechtspraak”. Het verhogen van de griffierechten heeft ook de financiële drempel tot de gewone rechter verhoogd. Er worden vanuit de gevestigde gerechten en door de Raad voor de Rechtspraak initiatieven ontplooid om deze lacune te vullen. Het televisie voorbeeld van “De Rijdende Rechter” heeft dit zeker gestimuleerd.                           

Er wordt geëxperimenteerd met laagdrempelige en oplossingsgerichte toegang tot de rechtspraak. Voorbeelden: in Noord-Nederland is de Spreekuurrechter opgestaan, in Rotterdam opereert de Rotterdamse RegelRechter (RRR) en in Den Haag een Wijkrechter. Deze initiatieven voorzien in de behoefte naar eenvoudige en goedkope rechtspraak. Er is brede navolging.

Beelden.

In de rechtspraak wordt gebruik gemaakt van beelden. In de eerste plaats noem ik het beeld van het staatshoofd. Vroeger hing het portret van de Koning of Koningin volgens voorschrift in elke zittingzaal, waar recht werd gesproken. In de vonnissen werd de beslissing door een rechter genomen ingeluid met de woorden “In naam des Konings”of “In naan van de Koningin”. Sinds de zeventiger jaren van de vorige eeuw was het portret van de vorst niet meer een verplicht uitrustingsstuk van de rechtszaal, hoewel dat soms toch bleef hangen. Bij het aantreden van Koning Willem-Alexander werden vier nieuwe statie portretten aan de gerechten beschikbaar gesteld: twee met de vorst alleen, twee vergezeld van de Koningin. In een van de gerechtsgebouwen, die het koninklijk portret gehandhaafd hadden, is discussie ontstaan over de vraag, of het wel passend is het portret van de Koningin, die geen officiële functie vervult, hier op te hangen. Hoewel dit oorspronkelijk wel was gebeurd, moest het gezamenlijke portret van onze beide vorsten worden verwijderd en is Willem Alexander alleen daarvoor in de plaats gekomen.

Vrouwe Justitia is het zinnebeeld van de rechtspraak. Zij is over de hele wereld al duizenden malen afgebeeld als beeld of portret. Het stamt uit de oudheid, waar de godin van het recht als Godin Justitia werd vereerd. Een elegante rijzige dame die een weegschaal en een zwaard vasthoudt. Die stellen het afwegen van ieders belang en de sterke arm van de rechtspraak voor. Meestal draagt zij ook een blinddoek. Dit betekent niet dat zij blind is, maar dat zij handelt zonder aanzien des persoons. Sedert 2016 maakt zij deel uit van het beeldmerk van de Nederlandse Rechtspraak.

Een heel gezelschap.

De rechters geven leiding aan processen en zijn verantwoordelijk voor de uitkomstenmaar de rechtspraak omvat zoveel meer. De mensen achter de schermen: gerechtssecretarissen, die veel schrijfwerk voor de rechters doen, administratieve medewerkers, die de oneindige papierstromen in goede banen moeten leiden en zien te houden, de archiefmedewerkers die de papierstromen een definitieve laatste rustplaats geven, de bodes zonder wie alles in het honderd loopt, de parketwachten die de orde en rust op de zittingen en in het gerechtsgebouw bewaren, de gevangenen aan- en afvoeren en het cellenblok bewaken, financiële medewerkers, die de griffierechten in ontvangst nemen en de gecompliceerde geldhuishouding van een gerecht op orde houden, en de medewerksters en medewerkers van de kantine, een belangrijke plaats voor ontmoetingen. In een gerechtsgebouw en in de zittingzalen kom je verder advocaten tegen, officieren van justitie (openbare aanklagers), deurwaarders, tolken, medewerkers van de reclassering en van de Raad voor de Kinderbescherming. En tenslotte de hoofdpersonen, waar het om draait: de burger zelf die terecht moet staan voor een vergrijp, die voor een echtscheiding komt of een oproep heeft gekregen om als getuige te verschijnen. Een hele gesloten wereld, zoals een ziekenhuis of een grote scholengemeenschap. Ieder is bezig in zijn eigen vaste rolpatroon en een buitenstaander voelt zich er verloren.

Paleizen & Gerechtsgebouwen.

Zoals in de Katholieke Kerk zijn er bij de Rechtspraak bij de aanduiding van gebouwen rangen en standen. Een bisschopskerk heet Kathedraal en zo wordt een gerechtsgebouw voor een Gerechtshof  “Paleis” genoemd: Paleis van Justitie. De Rechtbanken, de voormalige Raden van beroep en Kantongerechten wonen (woonden) in een gewoon gerechtsgebouw. Naast de vorstensteden Leeuwarden en Den Haag koesteren ook Amsterdam, Arnhem en Den Bosch zich in het bezit van een echt paleis.

De paleizen van Justitie en gerechtsgebouwen nemen in de samenleving een bijzondere plaats in. In vroeger tijden werden zittingen van een Kantongerecht gehouden op de dagen dat er markt was en iedereen toch ter plaatse. Paleizen en gerechtsgebouwen bevonden zich altijd in het centrum van een stad.

Dit is het nog bestaande gebouw van het Kantongerecht in Tiel, dat in 2002 ophield Kantongerecht te zijn. Dit gebouw werd oorspronkelijk gebouwd voor de rechtbank in Tiel. Het is nu Rijksmonument. Het is een goed voorbeeld van de bouwstijl van gerechtsgebouwen in de negentiende en begin twintigste eeuw.

Amsterdam mag dan de hoofdstad van het land zijn, Den Haag is onbetwist de zetel van de regering en het centrum van de rechtspraak. Het herbergt Koninklijke paleizen, het Vredespaleis en paleizen voor de Hoge Raad en het gerechtshof Den Haag. Alle internationale Hoven zijn gevestigd in Den Haag, en ook de rechtbank Den Haag, het College van beroep voor het Bedrijfsleven aan de Prins Clauslaan en de Raad van State. In Den Haag huist de Raad voor de Rechtspraak, de leiding van het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Verschillende beroepscolleges met specifieke opdrachten hebben hier ook hun plek gevonden.

Vóór de oprichting van de Raad voor de Rechtspraak was er discussie over de plaats van vestiging. De gerechten zelf waren tot dan toe meer georienteerd op Utrecht vanwege de centrale ligging en plezierige binnenstad. Maar het argument dat deze Raad in het hart van de rechtspraak behoort te functioneren, gaf de doorslag.

Het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht in Amsterdam heeft in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw geleden onder de agressie van opstandige groepen als “Provo” en “de Krakers”. Het is het meest geteisterde gebouw van de rechtspraak. Er kon geen protestoptocht worden gehouden, of deze deed het Paleis van Justitie aan. Dagelijks werd het vol gekalkt met leuzen. Vooral de Krakersbeweging liet zich gelden, omdat de rechtspraak als oorzaak van het gebrek aan woningen werd gezien. Deze rellen vonden het hoogtepunt in 1966 ter gelegenheid van het huwelijk tussen prinses Beatrix en Claus von Amsberg.

Het bekladden van het Justitiegebouw aan de Prinsengracht was de autoriteiten een doorn in het oog. Een aannemer kreeg de opdracht het hele gebouw zodanig te behandelen dat de verf gemakkelijk verwijderd zou kunnen worden. De aannemer moest ervoor zorgen dat het gebouw bij oplevering schoon zou zijn. Deze aannemer zag hiertoe alleen kans, als het gehele gebouw in hoge hekken zou worden geplaatst: alleen een kleine toegang bij de ingang bleef open. De sociale advocatuur zag hier de kans schoon de eisen voor betere beloning van prodeo-zaken kracht bij te zetten. Het gebouw werd door een eenvoudige ingreep geheel van de buitenwereld afgesloten. Van binnen uit werd de politie gealarmeerd, die zich gereed maakte het Paleis te bestormen. Dit werd ten slotte voorkomen door overleg tussen de betrokken advocaten en in het gebouw aanwezige rechters. Na een uur werd de afsluiting vrijwillig opgeheven.

Zittingzalen zijn een bijzonder aspect van de onderkomens van rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad. In de tijd dat ik als rechter werkte in het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg in Amsterdam (“De Parnas”), ontstond door de groei van de rechtspraak een tekort aan zittingsruimten. Om de omvang van het tekort te meten werd een onderzoek ingesteld. Hierbij werd aan de boden dienst, op de begane grond gesitueerd, opgedragen het gebruik van de zalen gedurende twee qua gebruik normale maanden te registreren. Uit het onderzoek bleek dat ongeveer 50 % van de zalencapaciteit werd benut. Op dinsdag, woensdag en donderdag waren deze behoorlijk bezet, maar vooral op vrijdag stond het overgrote deel de hele dag leeg.

Door dit onderzoek werd op een hoger verdieping duidelijk wat de boden dienst al jaren wist. Het dagelijks bestuur van de rechtbank heeft de verdeling van de zittingsruimte over alle sectoren en units zelf ter hand genomen. Deze werd gelijkelijk verdeeld over alle vijf werkdagen van de week en toegedeeld zonder te letten op alle beweerdelijke voorrechten. Hiermee was het zittingsruimte tekort weer voor enige tijd opgelost. Het isolement van de etages was doorbroken. Van horizontaal naar verticaal.

In mei 1969 vond  de eerste Maagdenhuis bezetting plaats door studenten, die meer inspraak wilden in het Universiteitsbestuur. Deze  bezetting eindigde met een ontruiming door de politie.. De overheid besloot tot vervolging van alle aangehouden bezetters. Dit betekende veel politierechterzittingen aan de Prinsengracht in woelige tijden. Op een van die zittingen verscheen Sinterklaas op de publieke tribune. Provo was toen nog niet uitgeraasd. De tijd van de rellen aan de Prinsengracht is voorbij. Die gracht is een muziek idylle geworden. Het Gerechtshof zetelt nu in het Paleis aan het IJ, de rechtbank op de Zuid-as.

Dat ik wat langer bij Amsterdam heb stilgestaan zegt niets over gewicht of belangrijkheid, maar komt voort uit mijn eigen ervaringen, die zich daar grotendeels hebben afgespeeld.

Rotterdam heeft een indrukwekkend gerechtsgebouw aan de Maas “op de kop van Zuid” in het midden van de haven. Er kunnen maar op één plaats in ons land “natte” zaken behandeld worden. Waar Den Haag op de buitenstaander wat formeel aandoet en Amsterdam licht chaotisch, straalt Rotterdam zakelijkheid uit. Dit is ook terug te vinden in de advocatuur en in de voortvarende manier van rechtszaken afdoen. De bekende rechtbankpresident mr. J.G.L. Reuder zocht in de hem voorgelegde kort gedingen echte oplossingen, zodat zakenlieden weer met elkaar verder konden. De methode Reuder hield in dat partijen telkenmale de gang op werden gestuurd voor overleg tot ze er uit waren. Hij was in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw een van de bekendste rechters in ons land; hij heeft een grote bijdrage geleverd aan de ontplooiing van de kortgeding rechtspraak.

De verbeelding van de rechtspraak.

In de literatuur zijn rechtszittingen een veel voorkomend verschijnsel.

Bekende voorbeelden zijn Franz Kafka met Der Prozess, Friedrich Dürrenmatt (Die Panne) en Marten Toonders rechter in Rommeldam. Deze voorbeelden geven een weinig rooskleurig beeld van rechters. Over advocaten moet ik het eerste aardige woord nog aantreffen, zelfs als de auteur zelf advocaat is. Het notariaat deelt in deze negatieve beeldvorming, vooral in opera’s.

Ons beperkende tot rechters zijn er maar een paar goede voorbeelden met Koning Salomon als nummer één. Wat er ook gezegd moge worden over zijn relatie tot de Koningin van Sheba, als rechter staat hij door de eeuwen heen aan de top. De wijze waarop hij de echte moeder op het spoor kwam, toen twee vrouwen elkaar een baby betwistte, heet nog steeds: een Salomon’s oordeel. Verder is er de Chinese rechter Tie (Robert van Gulik) en de Japanse rechter Ooka (Bertus Aafjes). Dat is het wel ongeveer.

Intrigerend is de rechter Azdak uit Grusinië, een schepping van Bertold Brecht uit Der Kaukasische Kreidekreis. Een eenvoudige man, een dronkenlap en nietsnut, die tijdens revolutionaire woelingen door dronken soldaten als grap op de rechterstoel wordt gezet. Deze gebruikt het wetboek uitsluitend om op te zitten.

“Het is helemaal geen rechter, die Azdak. Hij snapt helemaal niets en de ergste dieven zijn bij hem al vrijgekomen. Omdat hij alles door elkaar haalt en de rijke mensen hem te weinig betalen, komen de gewone mensen vaak goed bij hem weg.”

De titel van het toneelstuk verwijst naar een Salomonsoordeel dat hij velt. Twee vrouwen die elkander een kind betwisten, moeten proberen het kind uit een krijtstreepkring naar zich toe te trekken. De vrouw die het kind het eerste los laat om het geen pijn te doen, krijgt het kind vanwege haar moedergevoelens.

“En in de nacht hierna verdween Azdak en is nooit meer gezien. Maar het volk van Grusinië is hem nooit vergeten en dacht nog lang aan zijn rechterstijd als een korte gouden tijd van bijna gerechtigheid”

Een dierbaar boek uit eigen kring is de novelle van de Rotterdamse rechter G.W. van Vierssen Trip, getiteld De Gelaarsde Kat, uit 1924. Door de Uitgeverij Ars Aequi in facsimile heruitgegeven in 1977. Het is nog verkrijgbaar. Het is een ironisch verhaal over een rechtszaak in Sprookjesland, waarin een bijzonder kritisch tijdsbeeld wordt gegeven van de rechtspraak in die dagen. Het boek wordt in eigen kring gekoesterd. Het wordt nog interessanter door de suggestie dat het aan de auteur een promotie als rechter zou hebben gekost.

 

De Onderwereld.

Verslaving.

Mensen hebben door de eeuwen heen hun lot op aarde verzacht door een toevlucht te nemen tot middelen, die de daagse werkelijkheid vervlakt: alcohol, opium, drugs. Deze worden gebruikt om te vergeten, om te dromen, of om zich aan te passen aan sociale patronen. Het opiumgebruik heeft een wijde vlucht genomen en diepe sporen getrokken in menige samenleving. In de 19e eeuw zijn in China zelfs twee Opiumoorlogen gevoerd, waarbij Engeland China dwong met de suprematie van haar wapens om opiumimporten te gedogen. Alcoholgebruik en -misbruik zijn al vanouds wijd en zijd verspreid. De drooglegging in Amerika bleek averechts te werken: het verbod op alcohol heeft de particuliere productie, de handel en de smokkel juist in sterke mate bevorderd. Tabak en drugs leveren geen bijdrage aan de gezondheid, maar als gevolg van hoge accijnzen wel aan de schatkist. Stimulantia voorzien in een behoefte mee te tellen in sport of het sociale verkeer. Verslaving is wijd verspreid en maakt deel uit van het mens zijn. Het kan het sociale leven stimuleren, maar schaadt ook de gezondheid. Het gros van de burgers kan er goed mee omgaan ook zonder sturing of ingrijpen van hogerhand. De beschikbaarheid van roesmiddelen leidt dan niet tot excessen. Maar er zijn ook mensen die tot verslaving zijn geneigd met verwaarlozing van de eigen gezondheid. Hier is hulp geboden. De directe hulp kan zich richten op behandeling van de verslaving, op het onbereikbaar maken van de verslavingsmiddelen en op strafbaarstelling van de handel.

De land-, tuin- en bosbouw hebben al vele eeuwen voorzien in deze middelen. De papavervelden, cocagewassen en cannabisplantages bedekken aanzienlijke delen van het aardoppervlak. Talrijke boeren in Azië, Afrika en Zuid- en Midden Amerika zijn hiervan voor hun levensonderhoud afhankelijk en worden hierin door hun overheid beschermd. Hoewel het tegenwoordig technisch mogelijk is om grote velden zodanig vanuit de lucht te bespuiten dat het gewas ten gronde gaat, stuit dit wereldwijd op tegenstand. De beschikbaarheid van een wereldproductie aan opiaten en cocaïne is een gegeven waar de mensheid na iedere oogst weer mee moet  leven.

Handel is een onmisbaar gegeven in onze wereldeconomie. Vele goede zaken vinden vanaf het land van oorsprong hun heilzame bestemming elders. Handel, transport en financiering zijn beroepen, waarin velen hun bestaan vinden langs vaste routes en bemiddelaars. Maar zoals wij, Nederlanders, maar al te goed weten, reizen niet alleen de nuttige goederen van producent naar consument, maar langs dezelfde wegen ook de minder gewenste handelswaar. Blokkades, bij voorbeeld door strenge controles op vliegvelden en in havens, leiden niet tot het stoppen van deze goederenstroom, maar slechts tot het  tijdelijk verleggen ervan. De productiestromen blijven structureel, de vraag naar verboden middelen droogt nooit op en er zijn altijd lieden, die voor een hoge bonus deze twee bij elkaar willen brengen.

Zwarte gaten.

Zwarte gaten hebben mij steeds geïntrigeerd. Stephen Hawking, de zo betreurde en bewonderde sterrenkundige, was in het bijzonder op dit gebied werkzaam. Het toeval wil dat mij een aantal overeenkomsten van zwarte gaten met bepaalde maatschappelijke verschijnselen zijn opgevallen. De materie in de samenleving is geld. Dit heeft een grote aantrekkingskracht. Grote ophopingen hiervan leiden tot ontbinding van maatschappelijke structuren. De aantrekkingskracht van het geld en hieruit voortvloeiende macht is dan de grootste en laatste kracht. Grote hoeveelheden dollars of euro’s geven zo’n druk dat de wetten van de samenleving het hiertegen afleggen.

De ontwikkeling van de drooglegging in Amerika in de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw is al vaak beschreven en vergeleken met de ontwikkeling van de narcoticahandel in de westerse wereld van nu. Tot mijn onthutsing bleek de parallel precies het zelfde  tot in alle fases van het te doorlopen proces. We blijken al een heel eind te zijn voortgeschreden op de weg die tenslotte naar een maatschappelijk zwart gat voert.

Uithalers.

Uithalers zijn jonge mensen, veelal uit Rotterdam Zuid gerekruteerd, die zich ‘s nachts op de vele vierkante kilometers grote opslagplaatsen van containers in de Rotterdamse haven laten insluiten en met daarvoor geschikte werktuigen containers openen om de daarin verborgen narcotica mee te nemen en af te leveren. In 2021 werden 400 uithalers aangehouden. Er werd in dat jaar meer dan 71.000 kilo cocaïne onderschept. Er werden ook containers gevonden die als “hotelkamer” voor uithalers waren ingericht. In de Rotterdamse haven zijn ook douaniers bezweken en hebben containers met drugs doorgelaten.

De grootste containerterminal van Europa beslaat 125 vierkante kilometer en biedt dagelijks werk aan 180.000 mensen. Uit de jaarcijfers van de haven in 2020 blijkt dat er meer dan 120.000 schepen de haven hebben aangedaan met honderden miljoenen tonnen aan goederen. Het punt is, het is te massaal, het is te groot. De terreinen, de logistiek. Dan zou je ongelooflijk veel mensen moeten hebben om dat helemaal dicht te kunnen zetten. De onderwereld en bovenwereld zijn duidelijk vermengd geraakt.

De Amsterdamse burgemeester heeft de oorlog verklaard aan de Amsterdamse “drugseconomie”. Dat inmiddels de fase van de bendeoorlogen is losgebarsten hebben de vele liquidaties afdoende duidelijk gemaakt. Chicago heeft ons geleerd, dat na opheffing van de drooglegging en het uitwoeden van de bendeoorlogen, het zwarte gat een eigen leven gaat leiden en niet meer te dichten is.

Dit is een martelkamer die men in Brabant ontdekt heeft, nu nog bedoeld om te gebruiken in benden oorlogen, maar wat daarna? Ecuador is een staat, waar de drugsbenden het heft in handen hebben genomen. Een kandidaat voor het presidentschap die onwelgevallig was, is vermoord, een andere kandidaat vertoond zich alleen maar in het openbaar als zij een kogelvrij vest om heeft.

Anoniem.

De ergste verslaving is geldverslaving. De gelddorst is de meest ontwrichtende kracht die in een maatschappij kan bestaan. Er zijn twee soorten geld: de goede euro en de slechte euro. De goede euro’s zijn het eerlijke geld voor iedereen en de slechte euro’s zijn het stiekeme geld, waar de Belastingen en Justitie niets van mogen weten. Eén miljoen slechte euro’s in een rugzak zijn geen  onbekend fenomeen meer.

De geldverslaafden verzamelen het liefste goede euro’s. Ze willen van hun slechte euro’s graag goede euro’s maken om daarmee in de echte wereld uit de voeten te kunnen. Van slecht geld naar goed geld heet witwassen. Daar bestaan allerlei trucjes voor, bij voorbeeld het bij een bankinstelling omwisselen. Dat lukt vaak genoeg. Zogenaamde winsten bij loterijen of ingewikkelde transacties. Nederland is het land met de grootste witte was.

De  Nederlandse bankinstellingen zitten ingewikkeld in elkaar. Zij hebben aandeelhouders en deelnemers die rekenen op een deel van de behaalde winst. Om de banken verder op te jagen is er een premiestelsel, dat prikkels uitzend tot winstbejag. In West Friesland bestaat de uitdrukking: “Die appels rijdt, die appels eet.”  Hoe zit dat bij bankdirecteuren die richting moeten geven aan onze geldstromen? Er was een bankdirecteur, die zich bij zijn vertrek zo’n groot bedrag liet uitbetalen dat slechts één procent ervan al overbetaald zou zijn geweest;  na de grote geldcrises van 2008 was er een bankdirecteur, die nadat zijn bank door de overheid en de belastingbetaler was gered, vond dat hij wel weer een miljoen euro bonus had verdiend;  een oud-minister van Financiën heeft publiekelijk een bank waar hij in dienst was als solvent aanbevolen, maar deze bank ging kort daarop failliet en deze ex-minister werd directeur van een nog grotere bank;  er was een coöperatieve bank, die in de genoemde crises het als “save heaven”  voortreffelijk deed, maar nadien zich reorganiseerde en frauduleus manipuleerde bij de vaststelling van een bepaalde rentesoort. Alle drie de grote banken zijn vervolgd voor onvoldoende inspanningen in de strijd tegen het witwassen. De ouderwetse uitdrukking  “Zo betrouwbaar als de bank”  zal nieuw leven moeten worden ingeblazen.

De bankinstellingen zijn een probleem. Om ze op te stoken zoveel mogelijk winst te maken zijn er hoge premies uitgeloofd voor de bankiers. Maar zij krijgen boetes als niet voldoende op het anonieme geld wordt gelet. Dit werkt natuurlijk niet. Het is mooi om bovenaan een ranglijst te staan, maar de witwaswedstrijd willen we liever niet winnen.

Onze Grote Bank (OGB) houdt toezicht op alle financiële instellingen, zoals banken. Zij zien erop toe dat het geld in Nederland bij alle wensen past, het goede geld en het slechte geld. De Bovenwereld en Onderwereld worden zo beide bediend. Het goede geld komt steeds meer via een omweg in slechte handen. Die handen richten grote schade aan in onze samenleving.

Anonimiteit is de basis van alle criminaliteit. Mensen gedragen zich naar de regels van de samenleving, zolang ze daar op aangesproken kunnen worden. Maar er zijn ook mensen waarvan de werkelijke aard boven komt zodra zij zich anoniem weten . Jongelui in het buitenland schoppen in een grote groep voor de lol een willekeurige persoon dood, maar thuisgekomen weten ze van niets. “Supporters” in massaal verband leven hun agressie uit. Mensen uitschelden en bedreigen is alleen leuk als het anoniem kan gebeuren. Het ontduiken van belastingen door anoniem geld te gebruiken, is bijna een volkssport. De onderwereld van hoog tot laag blijft anoniem. Het contante geld is het bloed van de onderwereld.

Alle misdaadbestrijding begint met het uitschakelen van de anonimiteit. Het jacht maken op uithalers en drugshandelaren levert te weinig op: het echte bestrijden van de drughandel werkt alleen maar als de anonimiteit van het geld wordt opgeheven.  Privacywetgeving trekt de kar in de verkeerde richting en moet dringend worden bijgesteld. De nagestreefde doeleinden staan in geen verhouding tot de schade die het aanricht. Het plan van ons hoogste geldcollege om nieuw bankpapier uit te geven, kan een aanzet zijn tot een grondige schoonmaak in de onderwereld, wanneer alle anonimiteit bij het inwisselen van oud geld voor nieuw geld wordt uitgeschakeld. Maar de enige inspraak voor het publiek is het verzoek suggesties te doen voor de vogeltjes die er op zullen worden afgebeeld. Argumenten om ook het anonieme geld te handhaven vallen in het niet bij het alles overstijgende doel de weg naar het zwartste gat te verlaten. Maak alle geld traceerbaar. Zweden heeft ons geleerd wat we aan de rechtstaat moeten inleveren in de strijd tegen de Onderwereld. Grote schoonmaak van ons geld treft vooral degene die dat ook verdienen. DNB is de enige die de levensader van de onderwereld, de geldstroom, kan door knippen zonder verlies aan ons rechtsgevoel.       

Peter R. de Vries.

Op 7 juli 2021 vond de moordaanslag op de bekende misdaadverslaggever Peter R. de Vries plaats. Hij werd door vijf kogels getroffen in de Lange Leidse dwarsstraat in Amsterdam toen hij een tv-studio verliet. Hij overleed later. Hij was bekend door zijn inspanningen als verslaggever om misdrijven op te helderen. Hij stond voor recht en rechtvaardigheid. Hij trok zonder persoonlijk gewin en zonder bescherming er op af. Zijn vele optredens voor de televisie maakte hem tot een bekende  Nederlander. Deze moordaanslag maakte grote indruk op iedereen. Tot velen drong het door hoever de onderwereld in de bovenwereld was doorgedrongen. “A wake up call”. Nu een eerlijke en ongewapende onderzoeker zo meedogenloos wordt neergeschoten, is het echt oorlog. Dat de daders binnen een uur al gepakt werden was voor de opsporingspolitie een belangrijke succes. De dood van Peter de Vries kan het begin zijn van een echte strijd tegen de onderwereld. Daar zou Peter de Vries dan door zijn inspanningen en dood een grote bijdrage aan hebben geleverd. Deze strijd moet niet alleen tegen de misdaadbendes worden gevoerd, maar ook tegen de bron van het kwaad: het witwassen van crimineel verdiend geld.

 

Vreemdelingen.

Welkome gasten.

De eerste welkome gast in ons land was de Vader des Vaderlands:  Willem van Oranje. Hij was geboren in Nassau (Duitsland) en heeft zijn leven in gezet tegen de Spanjaarden, die ons land bezet hielden. Vele koninginnen daarna waren uit het buitenland afkomstig, vooral uit Duitsland. Er was ook een koningin uit Rusland, waarnaar een polder is genoemd en onze huidige koningin komt uit Argentinië. Ons Koninklijk Huis is door al deze koninginnen uit vreemde landen op de wereld gezet.

De wetenschap heeft in de loop van de eeuwen vele beroemde en kundige wetenschappers naar ons land gebracht. Op sport gebied hebben wij de Olympische medailles van Sifan Hassan gretig op onze medaillespiegel bij geschreven. Arbeidsmigranten vullen vele arbeidsgaten, die in de loop der jaren gevallen zijn. Er zijn schattingen dat hun aantal tegen het miljoen per jaar loopt. Het gaat om veel ongeschoolde arbeid in de agrarische sector, de schoonmaak branche en functies die niemand in Nederland nog wil vervullen. Zij houden Nederland draaiende. Op Schiphol, onze banenmachine, zijn talrijke buitenlanders werkzaam.

Toeristen zijn in grote aantallen in ons land welkom. Zij geven geld uit en verdwijnen weer naar een andere vakantiebestemmingen. In de Coronajaren veel het toerisme geheel plat en dat hebben velen geweten.

Ongewenste vreemdelingen.

 Wie kan beweren nog tot de oorspronkelijke bewoners te behoren? Iedereen stamt af van mensen, die op enig tijdstip in de geschiedenis hier naar toe zijn gekomen, gevlucht of gebracht: Vlamingen die na de val van Antwerpen hier hun heil en godsdienstvrijheid kwamen zoeken; Joden uit Oost Europa en Portugal die het leven daar onmogelijk werd gemaakt, mensen die als slaven verhandeld werden, bewoners uit Suriname en de Nederlandse Antillen, gastarbeiders uit Spanje, later uit Portugal en de laatste decennia uit de Oostbloklanden. Nog steeds bereiken vluchtelingen uit verschillende delen van de wereld ons land. Zij vormen een onderlaag, in 2021 ongeveer 30.000. Telkens moeten deze groepen nieuwkomers hier hun plaats vinden, vaak in concurrentie met die eerder gearriveerd waren.

Maar hoe zit het juridisch met mensen buiten Nederland, die hierheen willen komen of vluchten? De wet maakt onderscheid tussen vluchtelingen, die in eigen land vervolging hebben te duchten, en economische vluchtelingen, die hun lot of welstand willen verbeteren. Dit verschil is minder groot dan het lijkt: ook zij aan wie het onthouden wordt een bestaan op te bouwen, raken in een noodsituatie. In de toekomst zal de inmigratie druk toenemen. Het verschil tussen arme en rijke landen groeit: de plekken op Aarde geschikt voor bewoning zullen met de klimaatveranderingen afnemen, de druk op bewoonbare gedeelten zal groter worden. Volksverhuizingen zijn geen nieuw verschijnsel. Dit lijkt niet te voorkomen. Er kan geprobeerd worden bepaalde ontwikkelingen af te remmen, zoals klimaatveranderingen, beperking van de bevolkingsgroei en verloedering van bewoonbare plekken.

Onze grenzen zijn open: iedereen kan er in of er uit. Vreemdelingen die geen recht hebben in Nederland te leven of te blijven, kunnen uitgezet worden. Maar hoe? Veelal beschikken deze mensen niet over een paspoort of ander papier waaruit blijkt uit welk land zij komen. Geen land zal hen terug willen ontvangen. Uitzetten, maar waar naar toe? Nederland valt binnen de buitengrenzen van Europa. De bedoeling is dat daar vreemdelingen, die geen recht op toegang hebben, worden tegen gehouden. Deze opvang landen zijn bij voorbeeld Italië, Griekenland en Spanje, maar de toevloed van vreemdelingen is zo groot dat daar weinig van terecht komt. Het gevolg is dat grote aantallen vreemdelingen door West Europa zwerven zonder papieren. Met open grenzen en zonder terugstuur mogelijkheid is er geen houden aan.

Bij de verkiezingen in Nederland in 2023 was een belangrijk punt: minder vreemdelingen in Nederland toelaten. Partijen sloofden zich uit met een beleid van vermindering van het aantal vreemdelingen dat in Nederland zou mogen blijven. Het viel bij veel kiezers in goede aarde. Maar geen enkele partij kon uitleggen hoe dit zou kunnen worden gerealiseerd. Nederland heeft geen enkele invloed op de instroom en mist ieder mogelijkheid voor een uitstroom. De verkiezingen gingen over wensdromen en emoties. Links en Rechts zijn betekenisloze begrippen geworden. Wie daar nog over praat loopt jaren achter en moet eerst naar een bijscholingscursus. Er is een oud gezegde: “Je moet de huid van de beer niet verkopen voordat hij geschoten is.” De vreemdelingendiscussie gaat over de huid van een niet bestaande beer.

Vreemdelingen in de toekomst.

Het vuilnis wordt hier op tijd opgehaald. De stoplichten op straat werken. Het stadhuis geeft rijbewijzen en paspoorten uit waaraan geen steekgelden te pas hoeven te komen. De dagelijkse samenleving neemt zijn loop. Ziekenhuizen functioneren, de sirene van de ambulance en brandweer klinkt wanneer dat nodig is. Er is een leerplicht die in vele honderden scholen wordt ingevuld. Het Zuiden maakt zich na de Corona pauze weer op onder leiding van een prins Carnaval met zijn hofhouding vele sociale activiteiten te ontplooien. De winkels en supermarkten liggen vol, zelfs met WC papier, het hamstergoed van de Coronacrisis. Het uitgaansleven gaat weer uit. Nederland is een goed geordend land, het ontbreekt ons aan weinig.

Voor Nederland, als klein land, zal de naaste toekomst misschien wel meevallen. Onze invloed op wat er elders op onze planeet gebeurt, is maar gering. Het zoute water houden we nog wel even buiten de deur en voor ons zoete water hebben we nog een goed reservoir. Maar een op drift rakende wereldbevolking kan ons wel zorgen baren. Door grote watervloeden vanuit smeltende ijskappen en het onbewoonbaar worden van woongebieden door toenemende hitte gaan veel bruikbare gebieden op Aarde verloren. Volksverhuizingen zijn dan geen nieuw verschijnsel. Met een nog steeds groeiende wereldbevolking, de acht miljardste inwoner is al verwelkomt, moeten toekomstige generaties zich hierover zorgen maken.

In de niet zo verre toekomst zullen op Aarde het aantal bewoonbare plekken afnemen, door het stijgende zeewater en de toenemende hitte. Het verleden heeft geleerd, dat dit leidt tot emigratie, strijd en volksverhuizingen. Een voorbeeld zien we heden ten dage al in de vluchtelingenstroom uit Afrika. Deze stroom groeit ondanks de vele slachtoffers die het vergt en de slechte ontvangst in Europa. Voor velen is er in Afrika kennelijk te weinig economische en politieke ruimte om te kunnen leven.

De Randstad gelegen onder zeeniveau staat op de lijst van woonplaatsen die het eerste aan het zeewater ten prooi zullen vallen. Een deel van de talrijke inwoners zal wellicht nog een plekje kunnen vinden in het hoger gelegen oostelijke deel van ons land, maar velen zullen als vreemdeling elders onderdak moeten zien te vinden, goedschiks of kwaadschiks. Een cultuur van inschikken voor wie dat nodig heeft, heerst hier niet.

Tussen goed en kwaad.

Er zijn mensen die de wet overtreden niet uit eigen gewin, maar omdat zij het daar niet mee eens zijn, omdat zij belangen zien die de wet te boven gaan,  of omdat een hogere macht hen dit gebiedt. De Overheid reageert verschillend: van welwillend aanzien tot streng optreden.

De Opstandigen.

Een vorm van protest is het plaats nemen op de rijbanen van de A12, bij voorkeur dagelijks. Dit is strafbaar, omdat hier geen toestemming van de bevoegde autoriteit voor gegeven is. Het ontwricht het verkeer en veroorzaakt op vele manieren schade. Dat is ook de bedoeling. De protesterende willen door deze actie de Staat dwingen noodzakelijke maatregelen te nemen, waaronder het stopzetten van het subsidiëren van  fossiele energie. Het ontregelen van de samenleving door een hoofdweg te blokkeren is een agressieve daad. Dit als vreedzaam voorstellen doet twijfels rijzen aan de oprechtheid ervan. In plaats van hun doelstellingen te bevorderen, worden zij zelf het onderwerp van conflict en raken de idealen wat op de achtergrond.

Dit alles is niet nieuw: Provo, Geen woning geen kroning, de Anti kernbom mars. Bekende verzamelplaatsen: het Lieverdje in Amsterdam, het Malieveld in Den Haag en nu de A 12. Veelal acties in de zomermaanden voor uiteenlopende doeleinden, maar vooral gericht op het uitlokken van politie, justitie en overheid. In de zomer 2023 was de inzet van de protesten het welbewust schade toebrengen aan de overheid totdat deze zou handelen naar de eisen van de opstandigen. Het expres aanrichten van schade met de bedoeling dat anderen, in dit geval de belastingbetalers, daarvoor opdraaien, is niet echt heel flink. De ouderwetse uitdrukking “dineren op andermans kosten” heeft een nieuwe leven: “protesteren op andermans kosten.” Het grote vertrouwen in de politie dat deze hun geen knevels zal aanleggen, maar hun telkens weer braaf zal wegdragen of spuiten, maakt het protest niet heel gewaagd.

Nu strafrechtelijke vervolging erg omslachtig is, lijkt het opleggen van een schadevergoeding een voor de hand liggende remedie. De schade calculatie zal zeker ook de grote politie inzet, ontrokken aan de vaste dienst, behelzen. De feitelijke uitvoeringskosten horen er ook bij. Bij een gemeenschappelijk aangerichte onrechtmatige daad is volgens de wet ieder dader voor de gehele schade aansprakelijk, met het recht het teveel betaalde op de mededaders te verhalen. De landsadvocatuur zal zeker het afwikkelen van deze schadeclaims tot een goed einde kunnen brengen. Zo wordt de schade niet op de burgers afgeschoven, maar komt terecht daar waar het hoort: bij de daders. De opgepakten zijn de eerste betalers, die een goed vertrouwen moeten hebben in hun niet opgepakte mededaders om mee te betalen. De organisator Extinction Rebellion heeft met ver vooruitziende blik het zo aangepakt, dat zij juridisch niet bestaat en de deelnemers zelf voor de aangerichte schade moeten opdraaien.

Het recht op demonstratie wordt door de overheid erkend en gewaarborgd, het ontregelen van de samenleving niet. Dat geeft acties en reacties. Al sinds jaar en dag vallen daarbij geen doden. De politie put zich uit met het wegdragen van mensen die zich ergens hebben neergezet. Een protestvogel beroemde zich erop al 72 keer door de politie te zijn weggedragen. Er zijn landen waarbij een omhelzing door de politie met knevels niet wordt overleefd. Hulde aan onze Regering en onze Politie.

Kwaad doen om het goede te dienen. Dat is ingewikkeld. Zakelijk en emotioneel. De acties op de A12 deze zomer waren een maatschappelijk kwaad, maar hebben deze  het goede gediend? Degenen die op de snelweg plaatsnamen om het verkeer te verstoren moeten een groot vertrouwen in  onze Staat en in de politie hebben gehad. Maar alle aandacht ging uit naar de ordeverstoorders, niet naar de zaak waar het om begonnen was: beperking van de CO2-uitstoot. Een overheid, die zich door dit soort acties van het voorgenomen pad af zou laten leiden, is geen knip voor de  neus waard.

Milieu activisten.

De Europese wolf wordt beschermd door de Europese Habitatrichtlijn, een wet bedoeld om specifieke ecosystemen in de EU te beschermen. Deze richtlijn merkt de wolf in Europa aan als een beschermde diersoort. Er zijn uitzonderingen op de Habitatrichtlijn om veehouders, de openbare veiligheid en de openbare gezondheid te beschermen, maar het doden van wolven is bijna niet mogelijk. De EU geeft mogelijkheden om financiële ondersteuning te verlenen voor het beschermen van vee of schade te compenseren die wordt veroorzaakt door de wolf. De wolf deed in 2018 zijn intrede in Nederland en inmiddels zijn er zes roedels gevestigd: in het gebied van de Noord-Veluwe, Midden-Veluwe, Park de Hoge Veluwe, Zuidwest-Veluwe, Midden-Drenthe en in het grensgebied Fryslân-Drenthe-Overijssel.

Lang geleden was de wolf vaste bewoner van ons land. Hij had maar één vijand te duchten: de mens. Daar waar zijn aanwezigheid ongewenst was werd hij verjaagd. Dat was ten slotte overal. De wolf is in Nederland uitgestorven. De wens leeft dit dier weer in Nederland te introduceren anders dan in een dierentuin. Maar geschiedenis laat zich niet terugroepen. De Europese Habitatrichtlijn is niet specifiek voor Nederland geschreven, maar geldt met name ook voor de grote landen, waar ruimte niet speciaal een kostbaar goed is.

De wolf is weer in Nederland, maar nu zonder enige vijand. De mens is de handen op de rug gebonden. Een wolf mag niet gedood worden. Dit betekent dat de wolvenstand zich zonder enige beperking of vijand kan vermenigvuldigen. Dit gebeurt dan ook. De grenzen die aan het wolvenbestand op enig tijdstip onvermijdelijk gesteld moeten gaan worden, zijn al snel bereikt. Het idee dat dit een herstel zou zijn van de wilde natuur van vroeger is een luchtkasteel. De wolf kan in ons land geen kant op  en wordt door auto’s aangereden. Het is nog steeds een soort park, een veredelde dierentuin, waarin hij gevangen zit.

De wolven worden voor schaapskuddes een bedreiging. Omdat uit de Habitatrichtlijn voortvloeit dat boeren zich niet teweer mogen stellen, klinken uit die hoek felle protesten. Ook dit heeft met echte natuur niets te maken. De Podcast “Verscheurd door de wolf” geeft hieraan uiting. Dit roept bij degene die de wolven juist zoveel mogelijk in Nederland geïntegreerd willen zien, weer reacties op. Er zijn al doodsbedreigingen geuit. Met de groei van het wolvenbestand nemen deze tegenstellingen grotere vormen aan. Te vrezen valt dat op afzienbare termijn de boeren de wolven niet meer ongemoeid zullen laten en de Habitatrichtlijn geschonden zal worden. Dat zullen de voorstanders van de richtlijn niet op zich laten zitten. De aanpassingen van de richtlijn die in het vooruitzicht zijn gesteld, zullen van geen van beide kanten worden afgewacht.

De wolf als splijtzwam. Maar de Staat? Ziet die het dan niet aankomen? Wachten die de aanpassingen van de Habitatrichtlijn af, terwijl de Veluwe in brand staat? In November 2023 vervroegde verkiezingen. De politieke partijen nemen in de verkiezingsprogramma’s positie in de wolvenoorlog in. Op de stelling “De regering moet zich inzetten om de wolf te beschermen” werd wijd uiteen lopend gereageerd. GroenLinks-PvdA , de Partij voor de Dieren, SP en D66 steunen deze stelling, VVD, JA21, FvD, BBB, CDA en SGP verwerpen haar. Neutraal reageerden NSC (Omtzicht), ChristenUnie en PVV.

Wie het weet mag het zeggen. De wal zal de wolvenboot wel keren.

Het geloof.

Tijdens de Corona epidemie golden strenge voorwaarden voor het aantal mensen dat bij elkaar mocht zijn, anders dan in gezinsverband. Verontwaardiging ontstond over kerkdiensten met volle kerken. De kerkelijke plicht van samenkomen ging boven de wereldlijke plichten in de strijd tegen de Covid 19-dreiging. Dat ook in eigen kring onzekerheid hierover heerste blijkt uit de vijandigheid, waarmee een journalist die poolshoogte kwam nemen werd bejegend. Hier was een keuze voor de wereldlijke plichten ondergeschikt gemaakt aan de eigen opvattingen over een hogere macht.

Die keuze wordt ook telkens gemaakt als ouders hun kinderen niet laten inenten uit religieuze overwegingen. Het samenscholen en niet weerbaar maken tegen infectieziektes vergroot de gezondheidsrisico’s van anderen. Kinderspeelplaatsen staan voor de keuze met het toelaten van ongevaccineerde kinderen. Mag het gezondheidsrisico van kinderen worden vergroten door het toe laten van ongevaccineerde kinderen? Naarmate het aantal ongevaccineerden stijgt, groeit ook het besmetting risico voor anderen.

In Nederland is de Katholieke Kerk vele jaren verboden geweest. Maar onze Grondwet kent nu al ruim twee eeuwen vrijheid van geloof en kerk. Een groot goed, waar we zuinig op moeten zijn. De godsdienst vrijheid is waard om verdedigd te worden. Maar het omgekeerde uitgangspunt, gelovigen zullen wie anders denkt niet in de wetgeving hun geloofsregels voorschrijven, is in Nederland nog steeds niet doorgevoerd. Er zijn in ons parlement drie partijen die uitgangspunten willen opleggen aan anderen. Met name op het gebied van leven en dood. Daar kennen de religieuze partijen hun eigen opvattingen, die zeker niet met een ieder worden gedeeld. Godsdienstvrijheid kent twee kanten: eigen vrijheid van geloof en de plicht deze vrijheid van anderen te eerbiedigen. In ons parlement is deze scheiding van Kerk en Staat niet volledig doorgevoerd. Hier vloeien spanningen uit voort. Wie zich uit geloofsovertuiging bemoeit met mijn sterven is mijn “doods”-vijand.

Veraf en dichtbij.

Nederland kent heden ten dage een bont samengestelde bevolking. Ons grote rijk in het verleden en de vele handelsroutes hebben veel en veelsoortige mensen hier naar toe gebracht. Etnische discriminatie, het achter stellen van personen die tot een bepaalde bevolkingsgroep behoren zonder daarom zelf te hebben gevraagd, is een maatschappelijk verschijnsel. Ik heb geprobeerd daar vrij van te blijven, maar ik merkte dat ik bij een voetbalwedstrijd tussen twee dorpen, Midwoud en Oostwoud, partij voor mijn eigen dorp Oostwoud trok, zonder de deelnemende voetballers persoonlijk te kennen. In een zogenaamd vriendschappelijk treffen tussen Nederland en België hoopte ik op een Nederlandse zege en bij de schaakwedstrijd tussen de Sovjet Unie tegen de Rest van de Wereld deed het mij deugd dat de Rest nipt won

Wat meer nabij is krijgt natuurlijkerwijze meer begrip en steun dan het verder afgelegene. De taal is ook een bindmiddel tussen mensen uit eenzelfde groep. Familiebanden zijn het sterkst zonder dat van veel keuze vrijheid van de betrokken familieleden sprake is geweest.

Wie kan beweren nog tot de oorspronkelijke bewoners te behoren? Wij allen stammen af van mensen die op enig tijdstip in de geschiedenis hier naar toe zijn gekomen, gevlucht of gebracht: Vlamingen die na de val van Antwerpen hier hun heil en godsdienstvrijheid kwamen zoeken; Joden uit Oost Europa en Portugal die het leven daar onmogelijk werd gemaakt, mensen die als slaven verhandeld werden, bewoners uit Suriname en de Nederlandse Antillen, als gastarbeiders uit Spanje, later uit Portugal en de laatste decennia uit Oostbloklanden. Nog steeds bereiken vluchtelingen uit verschillende delen van de wereld ons land, in 2021 ongeveer 30.000. Telkens moeten deze groepen nieuwkomers hier hun plaats vinden, vaak in concurrentie met die al eerder

 

gearriveerd waren. Zij vormen een onderlaag. Een beroep op aanspraken als oorspronkelijke of eerdere ingezetene is een makkelijk thema, dat kiezers kan aanspreken. Antisemitisme, vreemdelingenhaat en rassendiscriminatie zijn ook altijd goed voor een paar stemmen.

Maar hoe zit het juridisch met mensen buiten Nederland, die hierheen willen komen of vluchten? De wet maakt onderscheid tussen vluchtelingen, die in eigen land vervolging hebben te duchten, en economische vluchtelingen, die hun lot of welstand willen verbeteren. Dit verschil is minder groot dan het lijkt: ook zij aan wie het onthouden wordt een bestaan op te bouwen, raken in een noodsituatie. In de toekomst zal de emigratiedruk toenemen. Het verschil tussen arme en rijke landen groeit: de plekken op Aarde geschikt voor bewoning zullen met de klimaatveranderingen afnemen, de druk op bewoonbare gedeelten zal groter worden. Volksverhuizingen zijn geen nieuw verschijnsel. Dit lijkt niet te voorkomen. Er kan geprobeerd worden bepaalde ontwikkelingen af te remmen, zoals klimaatveranderingen, beperking van de bevolkingsgroei en verloedering van bewoonbare gebieden.

De Kinderopvangtoeslagen.

Vele jaren geleden reisde ik met de TEE naar Parijs. De douane voerde in de trein een paspoortcontrole uit. Een ieder met een West-Europees uiterlijk werd nauwelijks bekeken, andere passagiers werden nauwkeurig gecontroleerd. Ik merkte aan medereizigers hoe zeer dit ook hen hinderden. De gekozen onderzoeksmethode zal ingegeven zijn door het hogere succespercentage dat men hiervan verwachtte, maar de discriminatie die dit opleverde gaf weerzin. Dit is een klein incident, de kinderopvangtoeslagen is heel groot.     

Een uiterst ongelukkige gang van zaken rond de kinderopvangtoeslagen. Als de overheid voor een sociale situatie een financiële regeling wil treffen, kan dit in de vorm van een systeem van fiscale aftrekposten of door het verstrekken van toeslagen. In dit geval was de belastingdienst met het verstrekken van toeslagen voor kinderopvang belast. In de Tweede Kamer ontstond na het uitkomen van een zwendel door een aantal Bulgaren ongerustheid over de vraag naar misbruik van deze regeling. Er werd aangedrongen op een nauwlettender toezicht. Hierdoor zijn – er is geen ander beeld te bedenken – bij de Belastingdienst de stoppen doorgeslagen.

Een gedetailleerd verslag vindt men bij Wikipedia onder “Toeslagenaffaire”. Ik beperk mij in dit verband tot de gevolgen. Nadat er door Sociale Zaken en de Tweede Kamer was aangedrongen op maatregelen tegen frauduleus handelen, is de Belastingdienst afd. Toeslagen en Douane op tilt geslagen: ouders met dubbele nationaliteit, etnisch en groepsgewijze profileren, institutionele vooringenomenheid. Meer dan 20.000 ouders werden hiervan het slachtoffer. De aan hen uitgekeerde en ten onrechte teruggevorderde schadevergoedingen gaan de half miljard euro te boven. Naast deze financiële gevolgen is de geestelijke en maatschappelijke schade voor deze slachtoffers groot.

Van de overheid wordt verwacht dat die de ogen openhoudt voor misbruik van regelingen en bedrog. Het Ministerie van Financiën heeft een Risico-Analyse Model (RAM) in het leven geroepen. De Belastingdienst heeft ook jarenlang persoonsgegevens verwerkt via de FSV-lijst (Fraude Signalering Voorziening). In het RAM-systeem werden de nationaliteit van burgers gekoppeld aan bankgegevens en aan de WOZ-waarde van woningen en vele andere gegevens. Eerdere of dubbele nationaliteit werd vastgelegd. Dit alles in strijd met de voorschriften. De Autoriteit Persoonsgegevens legde een miljoenenboete aan de Belastingdienst op wegens onrechtmatige omgang met persoonsgegevens.

Er is een organisatie van 1.200 ambtenaren opgezet om alle fouten te herstellen met een heuse staatssecretaris. Begin 2023 bleek deze overheidsdienst volledig vast gelopen te zijn en het herstel van alle onrecht gestopt. Slechte organisatie, veel verwarring en een ongezonde werksfeer. Het gezag van de Belastingdienst, van de minister van Financiën en van de Regering daalde tot onder het vriespunt. Maar hoe diep moet een ministerie zinken voor het uit schaamte uiteenvalt?

Een  jarenlange strijd en tegenwerking van overheidswege maakt de advocate Eva Gonzales Perez tot een heldinnenfiguur. Drie parlementsleden, Pieter Omtzigt (CDA), Renske Leijten (SP) en Farid Azarkan (DENK) hebben de goede strijd gestreden. Pieter Omtzigt is niet gezwicht voor “coalitie druk”. Zij zijn het waard met name genoemd te worden. De rol van Omtzigt in het parlement is die van klokkenluider, zijn lot die van andere klokkenluiders. Een parlementaire onderzoekscommissie heeft het schandaal aan het licht gebracht. De Belastingdienst en Sociale Zaken geven elkaar de schuld. Geen van de acht leden van deze onderzoekscommissie maakt nog deel uit van de nieuwe Tweede Kamer. Voor de zomer 2022 moet een volledige parlementaire enquête zijn uitgevoerd. De terughoudendheid van de regering in de informatieverstrekking aan de getroffen ouders blijkt uit het verschaffen van dossiers die nagenoeg geheel zwart gelakt waren. In de Tweede Kamer gaat het begrip “Rutte doctrine” rond als men probeert duidelijk te maken dat de premier terughoudend is in het verschaffen van relevante informatie aan de Kamer.

In  januari 2021 vóór het kamer debat over de affaire treedt de regering af. Sedertdien is het demissionair. Dat zou het lange tijd blijven. De voormalige minister van Sociale zaken, inmiddels lijsttrekker voor de PvdA, treedt als lijsttrekker en kandidaat kamerlid terug, en de voormalige betrokken staatssecretaris, inmiddels minister van economische zaken, neemt ontslag en keert het Binnenhof de rug toe. Alle overige leden van het kabinet vragen ontslag, maar blijven demissionair om door te regeren tot na de verkiezingen en tot een nieuw kabinet is geformeerd. Inmiddels worstelt de Belastingdienst nog steeds met het schadeloos stellen van de vele kinderopvangtoeslagen slachtoffers.

De vraag doet zich voor in hoeverre de betrokken ambtenaren persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt en strafbaar kunnen worden gesteld. Een poging hiertoe wordt ondernomen. Er zijn in het Wetboek van Strafrecht enige bepalingen opgenomen met betrekking tot ambtenaren in titel VIII Ambtsovertredingen, de artikelen 462 en volgende;  in de artikelen 355 en volgende staan de ambtsmisdrijven omschreven. De verwijten die men in deze affaire aan de ambtenaren zou willen maken, vallen hier niet onder. De Staat is gevrijwaard voor strafvervolging bij de uitvoering van haar wettelijke taken. Deze vrijwaring geldt ook voor de ambtenaren betrokken bij deze uitvoering. De logica hierachter is dat het voor de Staat en betrokken ambtenaren onwerkbaar wordt in geval zij zich telkens in processen persoonlijk zouden moeten verdedigen. Niet valt in te zien dat de uitvoering van de kindertoeslagwetgeving niet tot de Statelijke uitvoering behoort.

 

Bekende  Nederlanders.

De Koning.

Nederland was een van de eerste republieken en heeft een van de laatste koningshuizen. Nadat de nieuw opgerichte bond van de zeven provincies in de Akte van Verlatinghe Philips II had afgezworen en er geen geschikte koningskandidaat meer voor handen leek, is tot een republiek besloten, bestaande in een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers. Nadien heeft deze regeling ook model gestaan voor de Amerikaanse grondwet. Het was een moeizame geschiedenis, waarbij de provincie Holland nagenoeg alle inkomsten genereerde en de kosten droeg. Deze had dus de grootste vinger in de pap. Als de nood hoog was werd er een tijdelijke stadhouder aangewezen uit het Huis van Oranje. Willem III was daar de beroemdste van nadat hij ook Koning van Engeland werd door huwelijk en een inval. In Nederland werden de posities betwist door twee partijen, die ook een religieuze tegenstelling vormden. Prins Maurits, zoon van de eerst leider Willem van Oranje, was voortrekker van de Preciezen, Johan van Oldenbarnevelt van de Rekkelijken. De spanning tussen die twee liep zo hoog op dat Maurits van Oldenbarnevelt liet onthoofden. Willem III en de gebroeders de Wit voerden eveneens een machtstrijd, die beslist werd doordat het “Haags Grouw” al dan niet opgestookt de broers lynchten.

Na de Franse Revolutie, Napoleon en de slag bij Waterloo, werd in Wenen de kaart van Europa opnieuw getekend. Hier werden Nederland en België tot één koninkrijk gestempeld. In 1830 vielen die twee weer uit ,el;lkaar. De Oranjes bleven slechts koning van Nederland. In de loop van de geschiedenis werden de bevoegdheden van koning of koningin steeds verder beperkt. Tot koningin Beatrix haar allerlaatste bevoegdheid, het aanwijzen van een kabinetsformateur verloor. Sedertdien heeft het Koningshuis nog slechts een rituele taak. Men zou kunnen denken aan het opvoeren van een toneelstukje. Toch heeft de koning nog een grote uitstraling. De media raken niet moe met eindeloze foto’s en verslagen. Aanraking van het publiek worden nog als magisch ervaren. Er is geen drang naar het opnieuw uitroepen van een republiek. Geheel ontdaan van iedere politieke macht blijkt een Koninklijke figuur het vacuüm in het centrum van de macht goed in te kunnen vullen.

Een orkaan raast verwoestend voort en richt zware schade aan. Maar in het oog van dit geweld ligt een plek van absolute rust. De orkaan draait rond om dit stille midden. Onze Koning is deze stille plek in de orkaan van de dagelijkse politiek.

Prins Carnaval.

Prins Carnaval leeft ieder jaar maar enige dagen tijdens het Carnavals.. Hij is dan op vele plaatsen tegelijkertijd in vele gedaanten. Hij treedt hoofdzakelijk op in steden en dorpen beneden de grote rivieren. Een bijzondere prins.

Door de eeuwen heen hebben de mensen behoefte gehad om per jaar enige dagen achtereen uit te spatten: arm en rijk, meisje of  jongen, vrouw of man, arbeider of hooggeplaatste. Daar werd voor gespaard, kleren vervaardigd, karren versierd. Boven de rivieren heette het Kermis, daar beneden Carnaval. De kermissen trokken rond, dus kwamen de steden en dorpen na elkaar aanbod in een vaste volgorde. De kermis attracties waren voor de jongsten, de pubers konden stoer doen in enge apparaten of in het spookhuis. Verder werd er veel, heel veel bier gedronken. Toentertijd was  ik in Alkmaar belast met zaken van het onder invloed rijden. Ik dacht als voormalig student iets van bier drinken te weten. Voor de rechter is het niet de plaats om op te scheppen over aantallen biertjes, maar toch kwamen aantallen van dertig of zelfs veertig biertjes over tafel. Er zal ook veel bier op de grond zijn terecht gekomen, maar toch. Degene die dachten in die staat nog te kunnen auto rijden liepen tegen de lamp. Deze om de beurt kermissen hadden het nadeel, dat de niet aan de beurt zijnde dorpen zich graag ook met andermans zaken bemoeiden..Er werd heel veel gevochten met groepen van elders die op de meisjes af kwamen.

Beneden de rivieren werd het Carnavals feest gevierd op één moment door iedereen. Afgezien van  noorderlingen die zo nodig kwamen mee feesten, was en bleef men onder elkaar. Het feest was onderdeel van de Rooms Katholieke Kerk. Daags na de dolle dinsdag kwam as woensdag waarin iedereen het askruisje in de kerk ging halen om de vasten in te gaan. Het waren de weken waarin de wintervoorraden op raakten en de meiboter nog toekomst muziek was.

De Rijdende rechter.

De Rijdende Rechter is een lang lopend  populair televisieprogramma. Het behandelt conflicten, veelal buren, die vaak emotioneel geladen zijn en geen grote investering aan proceskosten kunnen lijden. Deze worden uitvoerig behandeld en ter plaatse toegelicht. De hoofdpersoon mr. Frank Visser wijst ten slotte vonnis “waar de partijen het mee moeten doen.”. Hij heeft tot 2015 op een reële wijze de rechter, die hij zelf ook is, gestalte gegeven. Hij heeft de kortgeding rechtspraak een plaats in ons land gegeven. Het belang van dit programma voor de rechtspraak kan niet snel overschat worden. Mr. Visser was met stip de bekendste rechter van ons land.

Nadien is hij opgevolgd door een andere rechter. De nieuwe en oude Rijdende Rechter hebben gemeen dat zij beide producten zijn van de Alkmaarse rechtspraak. Maar daar houdt het gemeenschappelijke op. Veel onderling contact lijkt er niet geweest te zijn. De oude Rijdende Rechter stond tussen de strijdende partijen, de nieuwe staat er meer boven. Als lid van het driemanschap, dat Fokke en Sukke dagelijks in het NRC gestalte geeft, heeft de nieuwe Rijdende Rechter misschien meer mogelijkheden, maar het publiek kon zich beter met de vorige rechter inleven.

Eens betrad ik in witte kleren als cricketer het toenmalige cricketveld in Alkmaar en reed met mijn tas op wielen vol cricketspullen het veld op. Uit de toeschouwers hoorde ik ineens een stem: “Kijk, een rijdende rechter!.” Nee, voor mij is er toch maar één echte Rijdende Rechter: dat is en blijft  Mr. Frank Visser, de schepper van deze rechtersfiguur.

De Sneeuwpop.

De winters bieden nergens meer veel ijspret, zoals vroeger. Het voorjaar en de zomer zijn droger. Het wordt gemiddeld warmer. Een elfsteden tocht wordt een sterk verhaal uit het verleden of wordt afgelegd per fiets of zwemmend. De Aarde warmt op, de temperatuur blijft stijgen en de zeespiegel komt omhoog. Ja, zegt een groep, we leven tussen twee ijstijden en zitten nog in de smeltfase. Daar is weinig tegen de doen. Ja zegt een andere groep: wij mensen stoten teveel stikstof (CO2) uit, wat de dampkring opneemt. Daarom stijgt de temperatuur op Aarde met alle gevolgen van dien. Beide groepen hebben gelijk.

Kan een echte Nederlander uitsterven?  Ja, dat kan: de sneeuwpop. Die sterft ieder jaar met het intreden van de dooi. Maar hij is nu voor bijna altijd uitgestorven, althans in West-Friesland. De winters met sneeuwpoppen zijn opgehouden te bestaan. Maar de herinnering blijft.

De sneeuwpop was een vaste wintergast. Hij wedijverde met die van de buren. Zijn bezem en muts gingen zomers met winterslaap, net als hij zelf. Zijn wortelneus werd opgegeten. Volgend jaar weer een nieuwe. Was deze sneeuwklomp een Hij of een Zij? Geen van beide: het bouwsel was universeel. Er waren wedstrijden welke pop de mooiste, de grootste of de leukste was. Prijzen hiervoor waren niet te winnen: Alleen de trots op deze schepping telde. Deze te creëren was ploegenwerk: geen handschoenen aan, die waren toch meteen kletsnat en extra koud.

En daar stond het sneeuwbouwsel trots te wezen, bewonderd symbool van de winter en actieve buurtgenoten. Tot het voorjaar met een lauw briesje binnenwaait, vooraf gegaan door de sneeuwklokjes en gevolgd door de dooi, die voor de sneeuwpop de dood betekent. Er beginnen zich plasjes te vormen aan zijn voeten, hij slankt zienderogen af, zijn neus wordt weer een wortel en valt op de grond. Het is een triest gezicht. Een afscheid van de winter en van de sneeuwpoppentrots. Maar er was troost, volgend jaar bouwen we weer een nieuwe sneeuwpop.

Zullen wij de sneeuwpop missen? Ja, natuurlijk. Maar alles op aarde beweegt, zoals de aarde zelf. Nieuwe generaties hebben geen herinnering meer aan de sneeuw en ijspret. Zij zullen de sneeuwpop niet missen.

 Klaas Vaak.

Klaas Vaak is geboren in Denemarken als Ole Lukøje, in het Nederlands Klaas Vaak. Klaas Vaak of het Zandmannetje, is een fictieve kabouter die  komt om kinderen enkele korrels slaapzand in de ogen te strooien, zodat ze mooie dromen krijgen. Dit zandmannetje zou op de maan wonen. Als bewijs voor het nachtelijke bezoek van Klaas Vaak zijn dan in de ooghoeken zandkorrels te vinden. ’s Morgens moet men dan ook zijn gezicht wassen om het zand weg te halen. “Vaak” is een oud Nederlands woord voor “slaap”.

Slapen is in de beleving van vroegere volkeren een soort bijna dood. Het wakker worden telkens een nieuw begin, in ieder geval van een volgende dag. Bij een lichte slaap lopen gedachten en herinneringen ongeordend door elkaar. Soms is dat zo verwarrend dat we van een “nachtmerrie” spreken. Maar het kunnen ook aangename sensaties zijn. Dat is dan een prettige ervaring. Het zand van Klaas Vaak moet kinderen aangename dromen geven.

Maar wat met de ouderen? Die willen ook wel eens tijdens de slaap aangenaam bezig gehouden worden. In plaats van zandkorrels nemen zij dan slaappillen of een bekend drankje: de Hollandse cola van het merk Holcola. Dat lijkt op de zandkorrels van Klaas Vaak maar we noemen het anders. Dit drankje geeft ook mooie dromen en ervaringen.

Bedwelmingsmiddelen, die mogen niet of maar in kleine beetjes. Die zijn slecht voor de mensen. Is de Holcola het zand van Klaas Vaak voor de ouderen?

Sinterklaas en zwarte Piet.

Sinterklaas en Zwarte Piet staan niet in Nederland ingeschreven, maar hebben een postadres in Madrid. Zij zijn onlosmakelijk met Nederland verbonden. Zij behoren niet tot mijn vriendenkring. In de gevoelige periode van een kind, waarin het geloof in Sint en Piet nog onvoorwaardelijk is, waren oorlogsjaren en viel er weinig te Sint & Pieten. Na de oorlog had het geloof mij al verlaten. Later hebben de winkeliers zich van Sint en Piet meester gemaakt en werd het een middenstandsfeest. Een geslaagde viering werd er een met een recordomzet. Surprises, eigen gemaakte verrassingen, gedichten en Sintliederen ruimden het veld voor kostbare cadeaus.

De media hebben er een potje van gemaakt. Degenen die zich voor het Sintfeest beroepen op oude gewoontes hebben het mis. Zwarte Piet is oorspronkelijk een klein Italiaanse jongetje dat door de schoorsteenvegers werd gebruikt om in de schoorstenen het roet weg te krabben. Een lang leven was hen doorgaans niet beschoren. De schoorstenen, daken en haarden, waar voor gezongen moest worden, herinneren nog aan deze hulpjes van Sinterklaas. Ook  in andere oude gewoontes spelen deze Zwarte Pieten een rol. Ik herinner mij uit mijn jeugd in Haarlem dat met Sint Maarten als Zwarte Pieten verkleed en met houtskool zwarte gemaakt kinderen uit minder welvarende buurten tegen de avond langs de deuren gingen. Zij hadden ook een schoorsteenbezem, wat samengebonden takken, bij zich. Dat is de gard, waar Sinterklaas stoute kinderen mee dreigt. Zij zongen dan een Sint Maartenliedje en kregen muntjes en snoep. Wat de media voor afschuwelijke gedrochten nu van Zwarte Piet hebben gemaakt, zwart geschminkt in idiote kledij en gebrekkig Nederlands sprekend, heeft tot terechte protesten geleid. De voorouders van Zwarte Piet kwamen uit Italië, niet uit Afrika en het zwart was geen huidskleur, maar roet uit de schoorsteen.                                                                                                 

Nicolaas de Kerstman wint terrein.

 

Noordoost Groningen.

De gaswinning.  

De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) is opgericht in 1949 en is een joint venture tussen Royal Dutch Shell en ExxonMobil. Nadat in 1959 het gasveld in Slochteren werd ontdekt, initieerde de Nederlandse Staat een aantal samenwerkingsverbanden tussen de Staat, Shell en ExxonMobil. Het doel hiervan was om de economische winning van olie en gas te regelen en om ervoor te zorgen dat de Nederlandse samenleving hiervan optimaal zou profiteren. Dit samenwerkingsverband staat bekend als: “Het Gasgebouw”. 

Deze aardgaswinning in Noordoost Groningen en de kolenmijnen in Zuid Limburg hebben gemeen dat dit de verst af gelegen delen van ons land zijn gemeten vanuit de regeringskern Den Haag. De winning van bodemschatten in beide gebieden heeft belangrijke bijdragen geleverd aan het welvaren van Nederland en heeft deze gebieden ingrijpend veranderd.

Binnen het Gasgebouw is de NAM als concessiehouder verantwoordelijk voor de opsporing van nieuwe gas- en olievelden en voor de winning van gas en olie uit al die ontdekte velden. Ongeveer 90% van de opbrengsten van het Gasgebouw komen de Staat ten goede. Hierin is verrekend de bijdrage van ongeveer 40 % die de Staat levert aan de verwervingskosten van de NAM, waaronder de uit te keren schadevergoedingen en versterkingsbijdragen. Het Gasgebouw is gestart in 1963. De totale inkomsten van de Staat in de loop der jaren zijn tot anno 2017 op  € 245 miljard geraamd. Deze zijn via de staatsbegroting uitgegeven.  

In 2013 vond als gevolg van de gaswinning in Huizinge (Groningen) een aardbeving plaats met een kracht van 3.6 op de schaal van Richter. Dit was het moment waarop het Openbaar Bestuur besloot maatregelen te nemen:

 –  het gedeeltelijk dichtdraaien van de “gaskraan”,                                                                                                                                                               –  het versterken van de opstallen en                                                                                                                                                                                       – het uitvoeren van reparaties en het vergoeden van de geleden  schade.

De vette jaren van de gaswinning waren voorbij; op de Rijksbegroting moest drastisch in de miljardenopbrengst van de gaswinning worden gesnoeid. In Noordoost Groningen wordt het Gasgebouw de rekening gepresenteerd van de vele jaren gaswinning op grote schaal. Deze gaswinning heeft, zoals verwacht, grote aardbevingsschade aan de bewoners berokkend: onbewoonbare en onherstelbare woningen, duizenden beschadigingen, veel waarde verlies voor woningen en gebouwen. Het dichtdraaien van deze gaskraan was niet voorbereid. Er waren langlopende leveringsverplichtingen aangegaan. Nederland kon niet zo in één klap in de kou worden gezet. Het dichtdraaien van de gaskraan werd onder voorwendsels gerekt. Van het versterken van de opstallen is na acht jaar nog niets terecht gekomen. Er liggen ook nog vele duizenden schadegevallen op afdoening te wachten.

Premier Rutte was gedurende die jaren leider van de regering. Hij had zich ook toen al voorzien van twee bliksemafleiders: de minister van economische zaken en een Landelijk Coördinator Groningen. Deze laatste stelde de NAM aan als uitvoerder van de versterkingen en de schadeherstel operatie. De NAM had geen enkele ervaring op dit gebied en was direct belanghebbende, omdat de betalingen voor haar rekening kwamen. De minster EZ sloot de gang voor de slachtoffers naar de echte rechtspraak af doordat de landsadvocatuur van alle negatieve uitspraken – dat waren ze allemaal – in hoger beroep en in cassatie ging. Dat rekte zo’n procedure oeverloos en omdat advocaten bijstand verplicht is, was dit ook voor de gewone burger/slachtoffer onbetaalbaar. De rechter was zo buiten spel gezet. De NAM maakte hier misbruik van. Aanspraken op immateriële schade, zoals in de wet geregeld, werden genegeerd. Pogingen om in deze situatie voor de gewone burger verbetering te brengen, strandde op de Landelijk Coördinator Groningen, die alle procedures en regels blokkeerde en probeerde eigen bedenksels door te drukken. Een man van veel woorden, maar zonder daden. Hij zat zijn eerste termijn niet uit en verdween met stille trom.

De meerderheid van de Tweede Kamer liet alles protestloos passeren: de discipline van de wisselende samenstelling regeringspartijen hield de rijen gesloten. Ter gelegenheid van de verkiezingen 2017 werd kamerbreed (behalve de Partij voor de dieren) de afspraak gemaakt, de kwestie Noordoost Groningen buiten het verkiezingsdebat te houden.                                        

Shell heeft zich boekhoudkundig los gemaakt van de NAM. Deze biedt geen verhaal voor grote schade claims en heeft verklaard versterkingen niet meer nodig te vinden, nu de intensiteit van de bevingen af zou nemen.   

Inmiddels is een parlementaire enquête gehouden. Die zal worden afgesloten in 2023. De conclusie  kan niet anders zijn dan dat de meerderheid van de Tweede Kamer dit alles heeft gedoogd.

Drie in de pan.

Drie in de pan is een ouderwets en smakelijk gerecht. Het was in trek bij grote gezinnen. Simpel te bereiden. De kunst zit erin dat alle drie de pannenkoekjes ongeveer even groot uitvallen en er steeds evenveel poedersuiker op zit. Dit om protesten bij het uitdelen te vermijden.

Ons staatsbestel zit zo in elkaar, dat de wetten en regels worden gemaakt door het gekozen parlement, samen met de regering. De regering, ministers, departementen voeren deze wetten en regels uit. Het parlement ziet daarop toe. Er zijn Hoge Colleges van Staat die in onafhankelijkheid hier controle over uitoefenen en adviseren. Rechters beslissen over geschillen tussen Staat en burgers en op conflicten van burgers onder elkaar. Zij handhaven de rechtsorde door te straffen. Een subtiel bouwwerk: drie staatsmachten die elkaar in evenwicht moeten houden: de regelgevers, de uitvoerders en de controleurs.                                            

Op zondag 27 juni 2021 was de laatste uitzending van het seizoen van het televisieprogramma Buitenhof. Hierin trad de oude wijze minister van staat Herman Tjeenk Willink op, geflankeerd door Marjan Minnesma, de leidster van Urgenda en Frans Timmermans, eerste vicevoorzitter van de Europese Commissie. Tjeenk Willink is in 2021 informateur geweest voor een kabinet, dat inmiddels de startstreep heeft gehaald als Rutte vier. Hij sprak over een haperende democratie. Regeren is een samenspel van regels, uitvoering en controle. Dit samenspel is in het ongerede geraakt. De mechanismen om de uitvoering te corrigeren komen niet meer tot hun recht.

Het parlement is in een aantal zaken door zichzelf buiten spel gezet. De regeerakkoorden werken verlammend op de kamerleden van de regerende partijen. De toeslagenaffaire heeft het geloof in onze rechtsstaat aangetast. Het woord Rutte doctrine staat voor achterkamertjespolitiek en gebrek aan openheid. De klokkenluider Omtzicht moest “naar elders”. Dit heeft zich allemaal in 2021 afgespeeld. Het moeizame verloop van de kabinetsformatie moet ook hieraan worden toegeschreven. Staatkundige vernieuwingen zijn welkom, maar moeten kennelijk nog eerst bevochten worden.

Er zijn een aantal Hoge colleges van Staat die toezicht houden op het functioneren van ons staatsbestel. Dit zijn de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman. Deze zijn onafhankelijk, ook ten opzichte van elkaar. Op 25 april 2021 vond er een unieke gebeurtenis plaats: de leiders van deze drie Hoge colleges trokken gezamenlijk naar het al eerder genoemde programma Buitenhof voor een belangrijke boodschap: wij werken hard en maken verslagen en adviezen ieder op ons eigen terrein, maar hier wordt door de Regering geen aandacht aan besteed. Er komen geen reacties, nodige bijsturingen worden niet getroffen. Onze functies in het staatsbestel zijn onder deze regering zinloos geworden.

Onze minister-president, een van de langst zittende staatsleiders in de Europese Unie, heeft zich gekeerd tegen de eerste minister van Hongarije. Deze was weliswaar democratisch verkozen,  maar vergrootte zijn politieke macht door toezicht houdende lichamen zoals de Hongaarse rechterlijke macht, monddood te maken. In Polen vond iets soortgelijks plaats. Slovenië lijkt ook die weg op te gaan. Onze eigen minister-president heeft zich inmiddels bij dit gezelschap aangesloten. Parlement en rechters zijn buiten spel gezet.

Onze staatkundige Drie koeken in de pan zijn erg ongelijk uitgevallen. Er is maar één hele grote en lekkere koek en er zijn twee kleintjes, waar  iedereen de neus voor ophaalt. Meer gelijkheid in de koekenpan is voor het Binnenhof een belangrijke opdracht.

Een Droom.

 Ik droom:                                                                                                                                                                                                                                         –  er staat een hek om het Binnenhof met een bordje waarop de bezoekuren staan; zo hebben volk en parlement geen last meer van elkaar;                                                                                                                                                                                                                                             –  alle leden van de Tweede Kamer staan om één interruptie microfoon geschaard, die van hogerhand is  uitgezet;                                             –  de Shell heeft bevolen dat alle schadeprocedures in Noordoost Groningen meteen worden stop gezet en de gaswinning uit het Groningen veld weer op gang wordt gebracht, omdat dat beter is voor hun aandeelhouders in Engeland;                                                               –  de Minister-president heeft een nachtmerrie: hij danst met internationale feeën, die hem omringen en die hem naar een zwart gat sleuren, hij stribbelt tegen, maar net als de laatste fee hem in het gat duwt, wordt hij wakker, badend in het zweet. Hij grijpt de telefoon.

De voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak zendt een mail aan de bestuursvoorzitters van alle elf arrondissementsbesturen. Hij is zo even gebeld door de minister-president met de vraag, of de rechterlijke macht in staat is om binnen één jaar alle 13.000 schadeverzoeken in Noordoost Groningen, die zich inmiddels hebben opgehoopt, af te handelen. Een zaak voor de regering van de hoogste urgentie. De voorzitter heeft afgesproken binnen één week met een antwoord op deze vraag terug te bellen. Nu nodigt hij alle presidenten uit de volgende dag in Utrecht bijeen te komen om dit verzoek te bespreken.
Aldus bijeengekomen zijn de aanwezigen het snel over één ding eens: als enige organisatie van professionele rechtspraak in Nederland beschikken zij over de expertise en ervaring voor deze mega klus. Als zij het niet zouden kunnen, kon niemand het. Naar algemeen inzicht zouden voor deze klus gedurende een jaar 40 rechters met ervaring in bouwzaken moeten worden vrijgemaakt. Dit zou natuurlijk de rem zetten op de reguliere afhandeling van bouwzaken, maar voor een periode van een jaar was dit te overbruggen. Dat aan Noordoost Groningen de absolute prioriteit toekwam, was buiten kijf.
De president van het arrondissement Noord-Nederland had al meteen een goede suggestie: het grootste probleem zou nog niet eens zijn het creëren van de benodigde zittingsruimte, maar om iedere zaak tijdig te voorzien van een expertise rapport. Daar was in het grootste deel van de zaken in al die jaren nog steeds weinig aan gedaan. Maar er was nog een groep oud-rechters in Noordoost Groningen, die zich bezig hadden gehouden met het afwikkelen van deze schade zaken.  Die hadden tot dan vele honderden zaken tot een goed einde gebracht en zij kenden het werkveld waaruit objectieve deskundigheid kon worden geput. Hun moest gevraagd worden een corps van betrouwbare en vooral van de NAM onafhankelijke deskundigen op te bouwen.
Het op termijn opruimen van ontstane achterstanden was niet iets waar het gezelschap van presidenten wakker van lag. Dat was al meer vertoond door het inzetten van speciaal hiervoor vrijgemaakte rechters of vliegende brigades. Maar dit ging de capaciteit van één arrondissement duidelijk te boven. Dit werd een gemeenschappelijke klus. Het betreft de gemeenschappelijke inzet van de elf presidenten en de voorzitter van genoemde Raad bij het verdelen van de lasten en inspanningen.
Ik zag, hoe de presidenten aanvaardden dat deze voorzitter leiding gaf aan de beraadslaging, dat zij al snel met elkaar besloten de groep van 40 te splitsen. Tien zeer ervaren rechters werden in het bijzonder belast met het prepareren van alle dossiers. In sommige bleek het enige aanwezige gegeven een gekriebeld telefoonnummer te zijn. Dat heet in vaktaal: het instrueren van de dossiers. Een goede instructie scheelt meer dan de helft van het zittingswerk.

In de rechtbank Noord-Nederland werd een speciale logistieke dienst gevormd, voor het beheren van de dossiers, voor het huisvesten van de dienstdoende rechters, het creëren van zittingsruimten, het organiseren van de zittingen. De instructiegroep ging onder aanvoering van de in Groningen al eerder actieve oud-rechters werken aan de dossiers en de onpartijdige expertises. De grote groep beschikbare rechters werd verder in drieën gesplitst voor een roulatiesysteem van 1 week dienst en 2 weken thuis voor het uitwerken van de zittingen. Elke week zittingen op vier dagen achter elkaar van dinsdag tot en met vrijdag, en elke 6 weken een overleg op maandag voor alle betrokken rechters in Utrecht.
Zo komt het op gang. Vooral de instructiegroep ruimt verreweg de meeste zaken op door een simpel onderzoek, het terstond toekennen van klip en klare verzoeken. Na drie maanden gaat de grote zittingsmolen draaien en die blijft draaien. Na de elfde maand zijn alle dossiers, voor zover niet terstond afgedaan, voorzien van een deskundig oordeel en is van de zittingsvoorraad de bodem in zicht. Een deel van de rechters keert terug naar hun vaste rechtbank; een aantal houdt de zaken bij. Er is veel ervaring en routine verzameld; zittingen zijn een duidelijk aflopende zaak. De rechtbank Noord-Nederland bouwt haar afdeling om in een vaste unit, die de vraag naar schadevaststellingen verder kan bijhouden.                                                                                                                                                                          Ik zie dat de hele operatie goed is verlopen. De voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak heeft een diep respect voor zijn eigen rechterlijke macht; de rechters hebben gezien dat hun voorzitter een grote operatie kan organiseren en leiden.

Ik wordt wakker en leun tevreden achterover: ik wist wel dat ze het konden. Alle reorganisaties en versterkingen van de rechtspraak in de laatste 50 jaar hebben toch hun vruchten afgeworpen. Nu nog iemand die ze raapt.

 

Covertekst.

Mr. Reurt Gisolf heeft zijn loopbaan als rechter en rechtbankpresident in  Alkmaar en Amsterdam gestalte gegeven. Veel tijd is besteed aan het familie- en sociale recht en aan kort gedingen. Na zijn pensionering heeft hij zijn ervaringen en bijzondere gebeurtenissen in verhalen en verhaaltjes vast gelegd. Zijn maatschappelijk belangstelling en liefde voor zijn land hebben een grote variëteit aan onderwerpen opgeleverd. Hij is een geboren verteller en staat op de bres in de strijd tegen de onderwereld.

CURICULUM VITAE.

Na zijn schoolopleiding in Haarlem heeft mr. dr. Reurt C. Gisolf, geboren op 10 oktober 1940 in Eindhoven, het kandidaatsexamen Rechten afgelegd aan de Gemeente Universiteit te Amsterdam en is hij in 1965 afgestudeerd in het Nederlands recht aan de Vrije Universiteit. In 1973 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam bij Prof. mr A. Pitlo. Na studie en militaire dienst werd hij rechterlijk ambtenaar in opleiding (r.a.i.o.). Hij vervulde in dit kader stages bij het parket te Alkmaar, de rechtbank, de toenmalige Raad van Beroep en het Advocatenkantoor van Doorne, allen te Amsterdam.

Na voltooiing van zijn opleiding werd hij te werk gesteld bij de Rechtbank te Amsterdam, waar hij in 1974 tot rechter werd benoemd en in 1982 tot vicepresident. Hij is in deze periode werkzaam geweest in de strafsector van de rechtbank, de familiesector, als kinderrechter, de kort geding-afdeling en een handelskamer. Daarnaast nam hij veelvuldig zittingen waar als kantonrechter-plaatsvervanger te Hoorn, als plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Beroep en als lid van het Ambtenarengerecht te Haarlem. In 1988 volgde zijn benoeming tot president van de toenmalige rechtbank te Alkmaar en in 1993 tot president van de rechtbank te Amsterdam. Uit deze laatste functie vroeg en kreeg hij ontslag bij het bereiken van zijn 62-jarige leeftijd in 2002.

In de rechterlijke macht heeft hij in diverse landelijke commissies zitting gehad op het gebied van de rechterlijke organisatie en selectie voor het rechterschap. Nadien is mr. Gisolf in de rechtspraak actief gebleven als raadsheer plaatsvervanger bij het Gerechtshof te Amsterdam en heeft hij arbitrage zaken behandeld. Hij legde zich hierbij toe op zaken op het gebied van financiën en samenwerkingsproblemen in de advocatuur, accountancy en notariaat.  Hij behandelde ook een aantal internationale arbitragezaken. In aanvang van het bestaan van de Commissie van beroep voor de code geneesmiddelen reclame was hij enige jaren voorzitter van dit college. Hij was lid van de Geschillencommissie van de Broederschap van Notarissen.  Hij maakte deel uit van verschillende besturen op maatschappelijk en cultureel terrein.

 

INVENTARISATIE.

Boeken.

1. “Verknochtheid in het huwelijksvermogensrecht”, dissertatie Amsterdam GU 1974, H.D. Tjeenk Willink Groningen, ISBN 90 01 33860 7

2  “Het verhaalsrecht van de Algemene Bijstandswet”, Sociaal- en arbeidsrechtelijke reeks nr 1, Kluwer, 1976, ISBN 90 3120026 3. Tweede druk: 1984, ISBN 90 312 0242 8.

3. Praeadvies voor de Koninklijke Notariële Broederschap, tezamen met mr A.H.M. Santen, “Notaris, Echtscheiding en Echtelijke woning”, 1978, Kluwer Deventer, ISBN 90 2681019 9.

4. “Alimentatie hoeveel? Hoelang?” VUGA Recht, gezin en samenleving, 1982, ISBN 906095 279 0. Tweede herziene druk 1984, ISBN 90 6095 190 5

5.“Alimentatie, hoeveel”, Kluwer/Teleboek Recht & Daad, nr 8,1984, ISBN 90 268 1419 4.

6. “Ander werk”, deel 16 serie Privaatrechtelijke Begrippen, Gouda Quint – Arnhem (1985) ISBN 90 6000 389 6.

7.”Alimentatierecht in beweging. Een overzicht van 15 jaren alimentatierecht uit rapporten en ontwerpen, geanalyseerd en van commentaar voorzien.” Gouda Quint Arnhem, 1988, ISBN 90 6000 5163.

8. “Kort geding en rechter”, tezamen met Prof. Th.M. de Boer, W.E.J. Tjeenk Willink Zwolle, 1993, ISBN 90-271-3803-6.

9. “Dilemma’s, toespraak over de organisatie van de rechtspraak”, uitgave van de rechtbank te Amsterdam, 2002, ISBN 90-9016117-1.

10. “Handleiding voor het opstellen van arbitrale uitspraken in Nederland”, eigen uitgave juli 2014.

11. “Het verhaal van de rechtspraak”, eigen uitgave juni 2019.

Tijdschriftartikelen

12. “De rechtspositie van de koper van tweedehands auto’s.”, Verkeersrecht 1974, blz. 97 e.v.

13. “Bromfietsen: wezen en soort.”, Algemeen Politieblad, 1968, blz 483 e.v.                                                                                                                                             14.  “Juridisch bestuurderschap: nadere restricties door de rechtspraak.”, Verkeersrecht 1971, blz 1

15.“De financiële positie van de gescheiden vrouw en haar gezinnen.”, Nederlands Juristenblad 1975, blz. 1149 e.v.

16. “Nihilbeding en het verhaalsrecht van de Algmene Bijstandswet.”, WPNR 1977, blz. 135 e.v.

17. “Alimentatienormen.”, Nederlands Juristenblad, 1978, blz 593 e.v.

18. “De Raad voor levensonderhoud en verhaal.” Sociaal Bestek, 1981, blz 92 e.v.

19.  Boekbespreking WPNR 7 mei 1983 blz. 318.

20. “Een nieuw verhaalsrecht van de Algemene Bijstandswet.” Nederlands Juristenblad, 1985, blz 676 e.v.

21. “Onderhoudsaanspraken en de verzorgingsstaat.”, WPNR, 1985, blz 165 e.v.

22. “Sociaal recht in kort geding.”, Sociaal Recht 1987 (Themanummer Het kort geding in het social recht), blz. 231 e.v.

23. “Litis magister”, WPNR 1990, blz. 907 e.v. (Special Rechtshulp anno 1990).

24. “Toezicht op de (kandidaat-)notaris.”, WPNR 1997, blz 825 e.v.

25. “Schets van het leven van Niels Frenk” Verkeersrecht, Themanummer 2013 Brieven aan Niels Frenk, blz. 4 e.v.

26. “Politiek, Publiekrecht, Privaatrecht, een kluwen ontward”, Nederlands Juristenblad, 2017, blz. 1527 e.v.

Bijdragen in bundels e.d.

27. “Is het wenselijk dat echtscheidingsprocedures plaatsvinden zonder procureur? “, blz 23 e.v. uit “Advocaat-Mondjesmaat” bundel van de Jonge Balie te Amsterdam t.g.v. de studiedag op 25 april 1980 over procesmondigheid/procesvertegenwoordiging, VUGA, ISBN 90 6095870 5

28. “De ambtenarenrechter versus de civiele rechter” blz. 62 uit “Ambtenarenrecht en Arbeidsrecht. Een Vergelijking.” 1982, VUGA, ISBN 90 6095 124 7.

29. “De goede werkgever”, blz 33 e.v. uit de Borgerhoff Mulder-bundel “Arbeid in kort geding” Kluwer Deventer 1983 ISBN 90 312 0233 9.

30. “Inleiding. Werkgroep IIb: Integratie kantongerechten-rechtbanken” blz 97 e.v. uit verslag Symposion van 22 juni 1990 Herziening Rechterlijke Organisatie,W.E.J. Tjeenk Willink Zwolle, ISBN 90 271 3275 5.

31. “Incasso”, verschenen in het Liber Amicorum ter gelegenheid van het afscheid van mr J.A.L Brada als kantonrechter te Amsterdam op 19 februari 1999, uitgave kantongerecht Amsterdam.

32. “Kriek/Smit”, blz 51 e.v. uit “Qui bene distinguit bene docet” privaatrechtelijke opstellen aangeboden aan S. Gerbrandy, Gouda Quint, 1991, ISBN 90 6000 828 6.

33. “Openbaarheid en privacy tussen ouders en kinderen”, blz 115 e.v. uit De Kant van het Kind, Liber amicorum Prof. mr. Miek de Lange, Gouda Quint. 1992, ISBN 90 387 0059

34. “Savannahgerecht”, blz 182 e.v. uit de bundel “Kabaal in Holland” aangeboden aan mr B.J. Asscher, Gouda Quint, 1993, ISBN 90-387-0124-1.

35. “Selectie criteria”, blz 29 e.v. uit “Stilstaan bij verandering” opstellen aangeboden bij het afscheid van mevrouw mr J.M.H. Van Staveren als rector van de Stichting Studiecentreum Rechtspleging op 25 juni 1993 te Zutphen, uitgave Stichting Studiecentrum Rechtspleging.

36. “Het individu in het recht”, blz. 20 e.v. uit “Vier Essays over Individualisme en samenwerking”. Bij het XXI lustrum van het L.D.g. HEBE gehouden op 11 november 2006, uitgave LDG HEBE.

37. “Deurwaarders getuchtigd”, uit het Liber Amicorum voor Sietse Ellerbroek, uitgave rechtbank Amsterdam, 2010.

38. “Uit het land van de geschillenbeslechting”, blz. 122 e.v. uit “Recht voor gewone mensen” de Peeters-bundel, bijdragen aan de hand van publicaties en uitspraken van mr J.A.J. Peeters, 2013, nr 9789461 939593 Iusius.nl.

39. “Civiele marketing”, blz 61 e.v. uit “Bodem kort geding”, verschenen ter gelegenheid van het afscheid van de voorzitter van het Team Kort Gedingzaken van de rechtbank Amsterdam, mr Sjoukje A. Rullmann op 11 oktober 2013, uitgave rechtbank Amsterdam.

Interviews.

40. Interview met Ischa Meijer in de Volkskrant van 10 december 1983.

41. Interview met Ger Kraaij, De Telegraaf 3 september 1987.

42. “Het vermaatschappelijkte kort geding”, blz 41 e.v. uit “Aantekeningen en opvattingen over het kort geding”, 1992, Uitgeverij LUMIJ-Leiden, ISBN 906110 117 4.

43. Interview met Hans Marijnissen, Trouw, 11 mei 1993.

44. Interview, De Weegschaal (Personeelsblad voor het arrondissement Amsterdam), 1993 nr 5 blz. 4 e.v.

45. Verslag van een rede, De Dagblad Pers, september 1993, blz 5 e.v.

46. Interview in Trema (Tijdschrift voor de rechterlijke macht) 1994, blz 297 e.v.

47. “Gisolf gehoord”, De Journalist 14-01-1994 blz 14.e.v.

48. “Bekend met muziek”, Akkoord 1997/4 blz.10 e.v.

49. “Tijd is geen begrip meer”, Advocatenblad, 5 april 2002, blz. 310 e.v.

50. “Hoe een pavlovreactie tot dilemma’s kan leiden.”, blz. 85 e.v.uit “Facetten van Fraude & Fraudebestrijding”, 2003, Forensische Studies deel 11, Koninklijke Vermande, ISBN 90-590-3169-5.

51. “De dam is aan het breken”, Afscheidsinterview 28 september 2002 NRC door Joost Oranje.

Digitaal gepubliceerde juridische stukken.

52.“Mijn werk. Toegepaste civiele regelgeving.”

53. Lijst van publicaties, 2015, voorafgegaan door een korte beschouwing over de achtergrond van een aantal publicaties van mijn hand.

54. “Collectieve reparatie, versterking en vergoeding van aardbevingschade in Groningen”, 15 januari 2017.

55. “Het dilemma van Alders. Vergoeding van bevingsschade in Groningen”, april 2017.

56. “De zaak onder de rechter”, mei 2017.

57. “Zwarte gaten en een bodemloze put.” september 2020.

58. “Verkiezingen in Coronatijd”, oktober 2020. 

59. “Het Kabinet lekt”, december 2020.

60. “Een dagboek uit de boven- en onderwereld 2020 en 2021”, oktober 2021.

61.  “Nederland ontleed”, februari 2023.

62.   “Een Rechter op zee.”, 50 verhalen en verhaaltjes, december 2023.